Er bestaat weinig twijfel over dat de federale openbaarheidswet van 11 april 1994 toe is aan een opfrisbeurt. Helaas brengt het recente wetsontwerp weinig soelaas.
Even ter herinnering: de VVJ – in tandem met experten en het middenveld – legde eerder deze legislatuur een nota met verbeterpunten voor aan de minister van Binnenlandse Zaken. De verbeterpunten situeren zich op verschillende niveaus: wetgeving, communicatie over de openbaarheidsregels en vorming voor overheidspersoneel. Wat de bestaande wetgeving aangaat, zijn er meerdere werven: zo vallen bepaalde overheden nog niet onder de openbaarheidsregeling, haperen de procedures (in eerste aanleg en in beroep), is het beroepsorgaan slechts adviserend en zetten de uitzonderingen een belangrijke rem op de openbaarheid.
Regeling uitgebreid naar extra overheden
Het toepassingsgebied ratione personae van de huidige wet is inderdaad een pijnpunt in de huidige regeling. Concreet kan het beter op twee punten. Zo moet het voor de burger duidelijk zijn welke de te wobben overheden zijn en moeten de lacunes geremedieerd. Aan dat laatste komt de nieuwe regeling alvast tegemoet. De nieuwe regeling is niet langer enkel van toepassing op de 'administratieve overheden als bedoeld in artikel 14 van de gecoördineerde wetten op de Raad van State'. Voortaan gelden de nieuwe regels ook voor de provincies en gemeentes (enkel voor hun federale bevoegdheden), de instellingen van openbaar nut, de meergemeentepolitiezones (enkel voor hun federale bevoegdheden), de hulpverleningszones (enkel voor hun federale bevoegdheden) en tot slot ook de ministeriële kabinetten en de kabinetten van de staatssecretarissen. Om die reden spreekt het wetsontwerp ook niet langer van 'administratieve overheid' maar van het ruimere 'administratieve instantie'.
Tip aan de administratie: stel een lijst van de te wobben overheden ter beschikking op de IBZ-deelsite over toegang tot bestuur. Specificeer ook de federale bevoegdheden van de gemeentes en provincies, meergemeentepolitiezones en hulpverleningszones.
Betere actieve openbaarheid van bestuur
Actieve en passieve openbaarheid van bestuur zijn communicerende vaten. Zo kan proactieve overheidscommunicatie openbaarheidsverzoeken overbodig maken of net uitlokken. Concreet legt het wetsontwerp op welke info er moet gepubliceerd worden en aan welke kwaliteitsvereisten de info moet voldoen. Zo moeten ministers en staatssecretarissen van de federale regering voortaan een geactualiseerde lijst met de naam en functie van hun medewerkers publiceren. Die info wordt offline gehaald na voltooiing van de ambtstermijn van de betrokken minister of staatssecretaris. Op zich goed dat dit wettelijk verankerd wordt, maar in de praktijk stond die info al online, op belgium.be of elders.
Bestuurlijke transparantie verder uitgehold
Een doorn in het oog zijn de absolute weigeringsgronden in de wet van ’94. Als de opgevraagde info onder een absolute weigeringsgrond valt (bijv. het recht op privacy) moet de overheid weigeren, en dat zonder na te gaan of het openbaarheidsbelang mogelijk zou kunnen primeren. Dat is, zo meent de VVJ, niet verenigbaar met de principiële openbaarheid van bestuur (zie onze nota). Daarnaast is er ook een waslijst aan opmerkingen betreffende de relatieve weigeringsgronden. In tegenstelling tot absolute uitzonderingen vereisen relatieve uitzonderingen wel een belangenafweging.
Tegen de stroom in voert het wetsontwerp nu nog eens twee nieuwe uitzonderingen in. De eerste is een verknipte versie van de recent ingevoerde, controversiële Vlaamse uitzondering 'interne communicatie'. Ze is bedoeld om bepaalde informatie met betrekking tot de uitvoering van een beleidsstrategie vertrouwelijk te houden. Concreet gaat het dan om documenten die uitgewisseld worden tussen een minister of staatssecretaris, kabinetsleden, de administratie en een politieke partij. De tweede uitzondering laat het toe om info gelieerd aan een burgerrechtelijke of administratiefrechtelijke procedure, aan de openbaarheid te onttrekken.
Gelukkig zijn er ook enkele pluspunten. Voortaan moet de overheid preciseren waarom een aanvraag 'kennelijk te vaag' zou zijn ('kennelijk te vaag' is een bestaande uitzondering). Dat moet de burger toelaten zijn vraag te verfijnen en alsnog een antwoord te krijgen. Tweede lichtpuntje: voortaan moet de overheid aangeven waar de info aan de openbaarheid werd onttrokken. Dat is belangrijk wanneer de overheid de opgevraagde bestuursdocumenten slechts gedeeltelijk vrijgeeft omdat bepaalde stukken vallen onder een of meerdere weigeringsgronden. Met dit wetsontwerp geeft de wetgever eerst en vooral gehoor aan de aanbevelingen van Group of States against Corruption (GRECO), een organisatie in de Raad van Europa die strijdt tegen corruptie. Een make-over behoort niet tot de ambities, het wetsontwerp zegt dat ook met zoveel woorden. Erger nog: met twee nieuwe uitzonderingen stevent de federale openbaarheid op een nieuw dieptepunt af.
Charlotte Michils
(Foto: Nicolas Maeterlinck/BELGA PHOTO)