Hell called social media
Pukkelpopdrama: Ook de journalistiek is het slachtoffer
In de nasleep van Pukkelpop laten Vlaamse kranten zich gebruiken als podia voor hate speech aan het adres van kritische journalisten. Ze geven de voorkeur aan emoties, huilen mee met de Pukkelpopfamilie en laten zich leiden door ongefundeerde woede op social media. De journalistiek delft het onderspit.
door Tijn Sadée
“Wat vond u van de, vooral Nederlandse, kritiek op de organisatie?” mag De Standaard negen dagen na de Pukkelpop-ramp aan de Hasseltse burgemeester Hilde Claes vragen.
“Ik heb er geen woorden voor,” antwoordt Claes. “Kijk, ik doe mijn werk op zo'n manier dat ik mezelf 's morgens in de spiegel kan kijken. Ik vraag me af of die Nederlandse journalisten dat nog kunnen.”
Een week later, op 3 september, schrijft de Vlaamse filmregisseur Marc Didden in De Morgen dat hij boos is op de NOS-reporter (ondergetekende) ‘die zijn kritische commentaar op een natuurramp dacht te mogen besluiten met de vicieuze woorden: ‘“Tsja, het blijven Belgen.” Niets anders dan ordinair racisme was dat, en voer voor een of ander Tribunaal in Den Haag.’
Het had me al die weken na de ramp verstandig geleken – gezien de heersende emoties en woede – even te wachten met een reactie op de geuite kritiek. Ik ging er zelfs vanuit dat dat nooit nodig zou zijn. Want op een goed moment, hoopte ik, zouden Belgische kwaliteitskranten hun verslaggeving en opinievorming rond Pukkelpop toch zelf wel evalueren. Of op z’n minst concluderen dat de tijd inmiddels rijp is voor een grondiger journalistieke aanpak van het drama.
Dat blijkt niet het geval.
Ik zal voor het leesgemak niet uitwijden over de scheldwoorden en verwensingen in de honderden haatmails die ik binnenkrijg, de Fuck-You-facebookgroep die speciaal voor mij en een collega is opgericht, de waterval aan grove tweets en de opiniestukken in de kranten waar ik word afgeschilderd als gevoelloze xenofoob en riooljournalist.
Beter lijkt het me om deze ruimte te gebruiken voor een reconstructie van wat ieder van ons kan overkomen in de hell called social media.
Donderdagavond 18 augustus: NOS-verslaggever Rick Hoogkamp, in zijn vrije tijd aanwezig op Pukkelpop (geen dienst), doet per telefoon verslag bij de NOS van wat er om hem heen gebeurt. (“Een beetje een ongeorganiseerde puinhoop; mensen liepen van hot naar her, bijna als kippen zonder kop.”)
Diezelfde avond rij ik vanuit mijn standplaats Brussel naar Hasselt, om het van Hoogkamp over te nemen. De hele nacht en vroege ochtend spreek ik tientallen Pukkelpopbezoekers.
Op vrijdagochtend begint NOS Radio1 met mijn verslaggeving: reportages en live-gesprekken. In één van de reportages (hier terug te beluisteren: http://nos.nl/audio/265655-de-tak-valt-op-zijn-hoofd-en-hij-valt-neer.h…) zegt een Belgische jongen: "Ze hebben op geen enkel moment gezegd dat iemand gevaar zou lopen. Ze hebben gewoon het laten begaan, op z'n Belgisch. Dus weer al te laat. Zoals altijd."
In een latere bijdrage, als men mij vanuit de Hilversumse studio vraagt of er al discussie is over mogelijke nalatigheid van de kant van de organisatie, zeg ik: “Het is België; ik kan me voorstellen dat ze dat (vragen over mogelijke nalatigheid, TS) een beetje voor zich uit gaan schuiven."
Later, die vrijdagochtend, vraag ik tijdens de persconferentie Pukkelpop-manager Chokri Mahassine om weerwoord. “Of hij zich de kritiek - dat er niet is gewaarschuwd voor aangekondigd noodweer, ‘dat men het heeft laten begaan’ – aantrekt?”
Dit zijn de feiten. Allemaal in volgorde terug te beluisteren op www.nos.nl.
Maar vervolgens komt een heel andere dynamiek op gang. Op internet verschijnt (via tweets? facebook? online kranten?) de volgende zinsnede: “NOS: ‘Ongeorganiseerde chaos op z’n Belgisch’” In de Belgische (social) media is het oordeel geveld, en de teneur luidt: “NOS vindt het een ramp op z’n Belgisch.”
De hate mail-campagne begint, De Morgen en De Standaard nemen het ‘publieke oordeel’ over, en in de weken erna mag iedereen zijn vuil spuien over ‘die Nederlandse journalisten’.
Tot op heden. Regisseur Didden mag in De Morgen nog eens foeteren op die NOS-reporter die zijn verslag van een natuurramp afsluit met de woorden “Tsja. Het blijven Belgen.”
Geen enkele NOS-verslaggever heeft gezegd dat het een ‘chaos op z’n Belgisch is’, of dat ‘het Belgen blijven’, als duiding van de gebeurtenissen.
'Op z’n Belgisch’ kwam uit de mond van een Belg.
Uit mijn mond kwam, op de vraag vanuit Hilversum of er discussie is over mogelijke nalatigheid, het commentaar dat ik vrees dat ‘ze dat een beetje voor zich uit gaan schuiven.’
Die bewering was ingegeven door de klachten van festivalbezoekers én door mijn ervaring als correspondent in België met tal van andere dossiers. Van treinramp over regeringsformatie tot schandalen in de kerk, steevast luidt het: 'Hier komt men met alles weg'. En als Belgen dan de verbazing in mijn ogen lezen, luidt vervolgens het mantra: 'Maar Tijn, dit is België.'
Ik nam dit mantra in een bijzin over, een mantra dat iedere Belg hanteert, maar dat in mijn geval moedwillig op internet in een verkeerde context werd geplaatst. Wat ik feitelijk wél zei, en in welke context, dat ging verloren in de kakafonie, aangejaagd door social media en gestut door de reguliere media.
De échte slachtoffers van het Pukkelpopdrama zijn de doden en vele gewonden. Indirect slachtoffer is de kwaliteitsjournalistiek. Kranten als De Morgen en De Standaard laten zich gebruiken als podia voor hate speech aan het adres van collega-journalisten die hun werk doen. Beide kranten geven de voorkeur aan emoties. Ze huilen mee met de ‘Pukkelpopfamilie’(De Morgen). En ze laten zich leiden door tweets met ongefundeerde woede, zonder de moeite te nemen de inhoud te checken.
Krantenpagina’s werden dag na dag gereserveerd voor symphatisanten van de Pukkelpopfamilie die hun medeleven betuigden.
Het liefst was ik ook lid van die familie. Maar ik ben journalist. En een journalist moet soms rotvragen stellen op rotmomenten. Dat is geen heksenjacht, zoals De Morgen-uitgever Yves Desmet schreef. Dat is ons vak.
Intussen zijn er op mijn initiële ‘rotvragen’ nog altijd geen antwoorden gekomen. Vragen als: waarom anticipeerde Pukkelpop niet op code oranje (levensbedreigend; kans op ontwortelde bomen; schade aan gebouwen)? Er waren voldoende signalen om als organisatie overdag al preventieve maatregelen te treffen, zoals: start muziek tot nader order uitstellen, de tienduizenden bezoekers die er al zijn instrueren, de andere tienduizenden die nog willen komen eerder op de dag al oproepen hun komst nog even uit te stellen.
Hilde Claes en Chokri Mahassine zeggen: "We waren op de hoogte van de weerssituatie, maar dat het precies boven Hasselt en zó hevig zou toeslaan kon niemand voorspellen." Tijdens de persconferentie zei de Hasseltse brandweercommandant: “We waren voortdurend in contact met het KMI (het Belgische weerinsitituut, TS).”
Juist omdat je het niet kunt voorspellen ligt minimale preventie en damage control mijns inziens voor de hand. Dan nóg is er kans op een drama, maar je hebt in ieder geval aantoonbaar geanticipeerd. Ik achtte - en acht - het daarom journalistiek urgent om vragen over die gang van zaken te stellen.
Nog altijd mis ik ook het antwoord op de vraag over het optreden van het Hasseltse parket. Dat constateerde al een half etmaal na het noodweer (‘na grondig informatieonderzoek’) dat niemand verantwoordelijk kan worden gehouden. Was het wellicht beter geweest om dit onderzoek meer tijd te gunnen, en níet uit te besteden aan het parket van een gemeente die als kersverse eigenaar van de Pukkelpopweide partij is?
“Geen enkele Belgische journalist heeft mij na vrijdag 19 augustus nog vragen gesteld,” reageert Rosianne Verheyden, woordvoerder van het KMI, als ik haar donderdag 25 augustus, een week na de ramp, bel. Ik vraag Verheyden of Pukkelpop zich middels contact met het KMI op de hoogte hield van de weerssituatie. Verheyden: “Er is die dag vanuit de Pukkelpoporganisatie geen enkel contact opgenomen met wie dan ook binnen KMI.” Het KMI toonde zich in een Nederlands ANP-bericht van 19 augustus ‘verbaasd’ over het feit dat de Pukkelpoporganisatie ‘totaal verrast was door het noodweer’. Verheyden: ‘Ik hou vast aan die woorden. Ik ben nog altijd verbaasd. Donderdag 18 augustus is om 7.00 in de ochtend code-oranje afgegeven. Om 17.00 hebben we die code herhaald.’
Het VRT-programma Terzake was de enige Vlaamse rubriek die Chokri Mahassine wél in detail vroeg naar zijn anticiperen op het aangekondigde noodweer. Hier terug te zien: http://video.canvas.be/terzake-vrijdag-19-augustus-pukkelpop. Halverwege de reportage zegt Mahassine dat hij het weer constant checkte, ‘om het half uur bij wijze van spreken.’ Mahassine: ‘Het is wel zo dat het normaal gezien vlak langs ons zou gegaan zijn. En het werd aangekondigd als een onweer zoals dat er zovelen geweest zijn.’
Bij het KMI heeft Mahassine die geruststelling in ieder geval nooit gekregen, want met dat KMI was er geen enkel contact. KMI-woordvoerder Verheyden: ‘Ik weet niet waar Mahassine die informatie dan wel vandaan heeft.’ Wie heeft Mahassine, zoals hij zelf zegt, gerustgesteld met de bevinding dat het noodweer ‘vlak langs ons zou gaan’?
Ik heb Mahassine eind augustus per telefoon en email herhaaldelijk verzocht om antwoorden op die vragen. De Pukkelpoporganisatie staat echter geen interview toe.
Op de vraag of het discours over het Pukkelpopdrama in de nabije toekomst wordt gevoerd, vind ik weinig geruststelling in dezelfde De Morgen-editie van 3 september waarin mij een voorgeleiding voor een Haags Tribunaal wordt toegewenst.
Elders in die editie vertolkt Joke Devynck (actrice in de verfilming van Tom Lanoye’s Het Goddelijke Monster) het Belgische mantra op haar manier. Devynck: ‘We schuiven de problemen voor ons uit. We zwijgen erover tot het laatste moment en laten het rotten onder de oppervlakte.’
In de nasleep van Pukkelpop werd er alles behalve gezwegen. Iedereen schreeuwde het uit. Maar als die kakafonie niet wordt geredigeerd door professionele journalisten, begint het alsnog te rotten.
Tijn Sadée