Naar aanleiding van de Europese dag van het slachtoffer, die jaarlijks op 22 februari valt, kruipt Kristof Aerts van het Antwerpse parket in zijn pen.
"Wil je nog niets publiceren alsjeblieft?", vraagt de parketwoordvoerder aan de journalist. "We willen de familie graag eerst op de hoogte brengen."
Niemand kiest ervoor om slachtoffer te zijn. Een slachtoffer kiest er niet voor om het nieuws van de dag te worden. En ja, de wereld van politie en justitie zal - en gelukkig voor velen - onbekend terrein zijn, maar dat geldt ook voor de wereld van de media. Slachtoffers hebben wel andere dingen aan hun hoofd dan een mediatraining volgen.
Als wij als openbaar ministerie kiezen om steeds meer open en transparant te communiceren over gebeurtenissen, dan doen we dat in eerste instantie ook richting slachtoffers en nabestaanden. En pas daarna naar de media. Dat klinkt hopelijk logisch, maar dan moeten we de media op bepaalde momenten ook kunnen vragen om bepaalde berichtgeving even on hold te zetten tot alle diensten rond slachtofferzorg hun werk hebben kunnen doen. Zo'n boodschap wordt gebracht door professionals die daarvoor opgeleid zijn, maar die ook daarna voor de nodige steun en bijstand zorgen. In de wedloop om nieuws als eerste te brengen is dat niet vanzelfsprekend. Een familie van een vermist kind mag geen pushbericht op de smartphone krijgen over hun kind dat dood is teruggevonden.
Een slachtoffer kiest er niet voor om het nieuws van de dag te worden, maar het slachtoffer moet wel de keuze krijgen om de mediatrein te laten passeren. Maar hoe kan je die keuze maken als je de wereld van de media niet kent? Stel: een vrouw komt aan je ziekenhuisbed vragen hoe het met jou gaat de dag nadat je je verloofde hebt verloren in een buscrash en je bent zelf nog helemaal van de kaart. Kun je als nabestaande op dat moment wel de reflex maken dat het wel eens om een overijverige journalist zou kunnen gaan?
We hebben al vaak in onze persberichten expliciet gevraagd om een slachtoffer of een nabestaande niet te contacteren, omdat hij of zij vraagt om de gebeurtenissen in alle rust en sereniteit te kunnen verwerken. Dat recht op privacy klinkt hopelijk als zijn of haar volste recht. Het journalistieke principe 'gezegd is gezegd' tijdens een gesprek met journalist waarin een slachtoffer net wil aangeven dat ze vriendelijk bedankt voor een interview, zorgt aan de kant van slachtoffers of nabestaanden soms wel voor een wrange nasmaak. In de krant of op tv lijkt het dan alsof iemand gewoon kort reageert als enkel die woorden overblijven… En dan denken concurrerende media ook dat het slachtoffer of nabestaande openstaat voor mediabelangstelling.
De snelheid waarmee en de manier waarop nieuws wordt gemaakt en wordt verspreid, zorgt voor een onophoudelijke stroom aan nieuwsberichten. Met titels die bedoeld zijn om op te klikken. Lezers worden getriggerd, maar is er ook een vraag naar dat soort nieuwsberichten en smeuïge titels die de lading niet dekken. Of is het omgekeerd en creëert het aanbod de vraag en de steeds grotere behoefte aan nog meer details?
Wordt die nooit aflatende stroom aan berichten nog wel gefilterd door een (eind)redactie of nog wel getoetst aan de journalistieke principes, zoals waarheidsgetrouw informeren en het respect voor het privéleven en de menselijke waardigheid? Doet de snelheid waarmee de media tegen elkaar opboksen die principes te gemakkelijk vergeten?
Slachtoffers kiezen er niet voor om het nieuws van de dag te worden. Na een gebeurtenis staan ze voor een zware verwerkingsperiode en vaak een lange juridische strijd. Een catchy titel, gruwelijke details, mensen die voor hun directe omgeving wel herkenbaar zijn, foto's van mensen of plaatsen die herkenbaar zijn, zorgen onmiskenbaar voor extra en vermijdbare trauma's.
Wij proberen elke dag samen te zorgen voor slachtoffers. Niet enkel vandaag, want elke dag is de dag van 'een slachtoffer'.
Kristof Aerts, communicatiedeskundige Openbaar Ministerie