De hoofdredacteuren Luk Rademakers (Gazet van Antwerpen), Dirk Remmerie (Het Nieuwsblad), Yves Desmet (De Morgen), Piet Depuydt (Trends), Tessa Vermeiren (Weekend Knack), Jörgen Oosterwaal (Humo) en commentaarschrijver Luc Van der Kelen (Het Laatste Nieuws) hebben best vertrouwen in de toekomst van de geschreven pers, lieten ze het vrij talrijk opgekomen mediapubliek weten.
Volgens Desmet heeft dat te maken met concurrentie: “In Nederland heeft een overgrote meerderheid een krantenabonnement. Bij ons wordt de strijd in de krantenwinkel uitgevochten. Wij moeten alerter zijn, meer luisteren naar wat de lezer wil. Terwijl zich in Nederland een bloedbad begint af te tekenen, gaat bij ons de krantenverkoop nog vooruit.” Zijn collega Remmerie staafde dit met cijfers die moesten aantonen dat er nu meer krantenlezers zijn dan in 1980.
En De Tijd dan? “Die heeft zijn sterkste kant veronachtzaamd. De evolutie naar een brede algemene krant was spelen met vuur. Ik vermoed dat ze nu terugkeren naar hun core business.” (Depuydt)
Dat vooral de tijdschriften het hier aardig doen op de lezersmarkt, wijt Vermeiren aan het eigen karakter ervan, “geen eenheidsworst zoals je vaak in het buitenland ziet”.
Het internet is geen bedreiging, wel veeleer de gamecultuur (Rademakers), het gebrek aan tijd bij “de hardwerkende Vlaming” en de “vergratisering van het nieuws” (Desmet). “Als de consument ervan wordt overtuigd dat nieuws een gratis product is, wordt het moeilijker om aan te tonen dat tegen betaling aangeboden nieuws méér te bieden heeft.” Dat kon Rademakers, die van de gratis krant Metro komt, niet over zijn kant laten gaan: “Nieuws is altijd gratis geweest, kijk maar naar de radio.”
Voor het nieuws, kort op de bal, moet men kennelijk bij de radio zijn, want kranten – zeker in hun weekendbijlagen – schuiven almaar meer in de richting van de tijdschriften op. “Ze werken meer lezers- dan nieuwsgericht. Zelfs vaak adverteerdersgericht”, zei Vermeiren. Als voorbeeld gaf ze een redactioneel ondersteunde reclame van Delhaize in De Standaard Magazine. Kennelijk gelden andere deontologische regels voor de rompkrant dan voor de bijlagen, merkte ze op.
Inzake de toekomst van de geschreven pers, had Oosterwaal nog interessante cijfers. Uit een Humo-enquête onder jongeren bleek dat 65% dagelijks op het net surft, 34% een krant leest en 19,8% een tijdschrift.
Via de vraag of de kranten dan meer met sensatie uitpakken, om de lezer te bedienen, kwam onvermijdelijk het label “kwaliteit” naar boven. Alle panelleden putten zich uit om het onderscheid tussen kwaliteitskrant en populaire krant te ontkennen. Volgens Oosterwaal doen álle kranten het nu beter dan tien-vijftien jaar geleden en voor Depuydt kunnen zowel Trends als Dag Allemaal kwaliteitsbladen zijn, elk voor hun publiek. Rademakers: “Een kwaliteitsjournalist is iemand die kwalitatief werk aflevert binnen het format van het blad.”
De panelleden waren het erover eens dat de media nu beter zijn dan vroeger en stelden dat het ondenkbaar is dat ze nog richtlijnen zouden krijgen uit de politieke wereld. Integendeel, men durft tegen de haren in te strijken. Desmet: “We krijgen nu veel opzeggingen door ABVV’ers, wegens onze houding ten aanzien van het Generatiepact.”
Van der Kelen juichte die grotere politieke openheid toe, maar vond dat het vroeger wel duidelijker was waar iedereen stond. “Er wordt nu wel eens gereden in opdracht van iemand anders.” Depuydt meldde dat Trends zich juist wat terughoudend had opgesteld tegenover het manifest voor een zelfstandig Vlaanderen, omdat Trends-directeur Frans Crols deel uitmaakt van de denkgroep die dat manifest heeft opgesteld.
Ooosterwaal noemde dat een achterhaald debat, nu vooral economische groepen hun stempel drukken op de berichtgeving. Toen Van der Kelen zei dat hij bij De Persgroep vrij kon schrijven, ook over VTM, reageerde Oosterwaal sec: “Flauwekul.”
Daarmee was het debat over crossmediale verstrengeling aangezwengeld. Een verhaal van wie doet het met wie en welke belangen spelen achter de schermen. Desmet beweerde dat hij het beu was en zich tegenwoordig zelfs op zelfcensuur betrapt als hij de VRT wil hekelen, omdat hij mogelijk niet geloofwaardig overkomt, als lid van De Persgroepclub. Vooral de alliantie VRT-De Standaard moest het bij enkele sprekers ontgelden.
“Waarin zijn jullie gelijk en waarin verschillend?”, wilde Dirk Vandekerckhove – uitgever bij Roularta – vanuit de zaal weten. “We zijn gelijk in de zin dat we onze lezersverwachting zo goed mogelijk proberen in te vullen”, repliceerde Desmet. “Ik denk dat ik ook Het Laatste Nieuws zou kunnen maken. Hoe we dat invullen, dát is anders. Maar we leggen allemaal ons oor meer te luisteren bij de lezer.”
“Maar we moeten ons er wel bewust van zijn dat we journalisten blijven”, voegde Depuydt er snel aan toe. Het beeld van de hoofdredacteur als chef-marketing was inderdaad niet ver weg.
Even kwam, via Vermeiren, het thema van het afvoeren van oudere journalisten aan bod, waarmee dossierkennis en redactioneel geheugen verdwijnt. Ze pleitte ook voor een betere vergoeding voor jonge journalisten, met name voor freelancers. Als redactiedirecteur en als moeder van een freelancende journalist spreekt ze met kennis van zaken.
Pol Deltour, die als nationaal secretaris van de VVJ/AVBB vaak met de problematiek wordt geconfronteerd, vroeg vanuit de zaal hoe de hoofdredacteuren het zo over zich kunnen laten gaan dat 45-plussers worden weggesaneerd, dat jonge journalisten al snel ontmoedigd afhaken en dat – zoals recentelijk bij Het Laatste Nieuws en bij De Standaard – mensen weg moeten zonder dat met hen echt wordt gecommuniceerd over het waarom.
“De kosten lopen op, het is een zaak van bedrijfsvoering” (Remmerie), “Voor een nieuw product kun je niet alle mensen houden” (Van der Kelen) en “Hoofdredacteuren hebben meer budgettaire verantwoordelijkheid gekregen” (Depuydt), was de reactie.
(I.D.) (foto: Didier Lebrun, Photo News)