De VVJ verwerpt met klem het uitzendverbod dat de voorzitter van de Brusselse rechtbank heeft opgelegd aan de VRT voor een programma van Koppen. Om te wijzen op de gevaren van grooming – waarbij volwassenen een vals internetprofiel maken om jongeren te verleiden – maakten de programmamakers zelf een fictief FB-profiel.
Daarbij werd een fictieve naam gekozen die toevallig lijkt op de naam van een reëel persoon. Die vreest evenwel voor mogelijke verwarring. Hij, en zijn vader die als ondernemer ook economische schade beweert te vrezen, spanden een eenzijdig kort geding aan tegen de VRT. Ze vroegen een uitzendverbod met een dwangsom van 1 miljoen euro.
De voorzitter van de rechtbank ging tegen alle logica in op de vraag om censuur. (De dwangsom werd wel verminderd tot 10.000 euro per keer dat de betrokken naam zou worden genoemd.)
Om te beginnen schendt de censuurmaatregel artikel 25 van de Grondwet, dat expliciet elke voorafgaande censuur vanwege de overheid verbiedt. Eerder is België trouwens al door het Europese Hof voor de Rechten van de Mens veroordeeld na een gelijkaardig uitzendverbod aan het adres van de RTBF.
Bovendien kwam de gerechtelijke censuur tot stand na een eenzijdig kort geding, zonder dat de VRT als tegenpartij nog maar werd gehoord. Die praktijk vormt een flagrante inbreuk op de rechten van verdediging.
Ten gronde snijdt de gerechtelijke beschikking evenmin hout. Het komt erop neer dat journalisten nu ook al rekening moeten gaan houden met mogelijke (naams)verwarring die hun berichtgeving bij (een deel van) hun publiek zou kunnen veroorzaken. Dit zou een compleet nieuwe journalistieke verplichting inhouden, die elk verder journalistiek werk quasi onmogelijk maakt.
Overigens had de VRT wel degelijk alles in het werk gesteld om verwarring uit te sluiten, door herhaaldelijk te beklemtonen dat het gemaakte FB-profiel louter fictief was.
De VVJ steunt de VRT in haar derdenverzet tegen deze spijtige censuurmaatregel.
Bij de gerechtelijke autoriteiten dringt ze er voor de zoveelste keer op aan dat magistraten beter kennis nemen van de elementaire noties van het mediarecht, om in de toekomst dergelijke on(grond)wettige uitspraken te vermijden.
Gelukkig tonen andere rechtscolleges soms wel hoe het moet. Nadat eerst de voorzitter van de rechtbank van Namen in een eenzijdig kort geding de verspreiding van het nieuwe Franstalige magazine Médor had verboden wegens een onderzoeksjournalistieke reportage, besliste de rechtbank zopas – op derdenverzet van het tijdschrift – om die beslissing terug te draaien.
Foto: Didier Lebrun/Photo News