In haar inleidende toespraak had minister van Media Ingrid Lieten het over onduidelijke toekomstige financieringsmogelijkheden voor de media. Een veranderend mediagebruik en nieuwe digitale faciliteiten zetten het media-ecosysteem onder druk, stelde ze. In die context had ze het over “atomisering van mediacontent, waarbij programma’s afzonderlijk worden verkocht en verdeeld via diverse netwerken en platformen”.
De druk op alle spelers in het Vlaamse medialandschap heeft geleid tot een overlevingsstrategie, die uitmondt in concentratietendensen. En toch, aldus Lieten, is samenwerking geen utopie, want “de uitdagingen waarvoor de mediasector staat, zijn zo enorm dat ze vragen om overleg en een gezamenlijke aanpak”.
Lieten noemde samenwerking cruciaal, voor een kleine regio als Vlaanderen, wil men hier een lokaal verankerd media-aanbod houden. “We moeten ons durven de vraag stellen of we met een mentaliteit van ‘ieder voor zich’ de eindmeet zullen halen”, klonk het duidelijk.
De minister wees de mediavertegenwoordigers ook op hun verantwoordelijkheid, wegens de sociale impact van de media. “Al wat in de media verschijnt, blijft permanent publiek beschikbaar. Dat kan blijvend schade berokkenen”, aldus Lieten.
Om de kwaliteit en de pluriformiteit van het media-aanbod te garanderen, is wel een permanente monitoring van de mediaconsolidatie en -concentratie in Vlaanderen nodig, en een debat over de mate waarin de overheid hier regulerend moet optreden, meende de minister. In die zin had ze het ook over “nieuwe regulerende initiatieven om concentratiebewegingen te vermijden die al te onevenwichtige machtsverhoudingen mogelijk maken”. Het spook van Telenet klonk op de achtergrond.
Optimistische kopstukken
In het daaropvolgend debat met ‘mediakopstukken’ – CEO’s van de meeste Vlaamse mediabedrijven – viel opvallend veel optimisme te noteren. En ook weer: de nood aan samenwerking. “We moeten ons wapenen tegen mondiaal opererende spelers, die gebruik maken van een enorme schaalgrootte”, poneerde Luc Missorten (Corelio). “Niets doen is gelijk aan zelfmoord. Willen we in Vlaanderen onze hoogstaande content behouden, dan moeten we samenwerken. Consolidatie is nodig.”
Rik De Nolf (Roularta) toonde zich wellicht het meest optimistisch. “Dankzij onze kwaliteit hebben we resultaten die toelaten voort te bouwen.” En ook: “Onze troeven worden onderschat, door de buzz over online. Men heeft het altijd over page views. Maar een blad heeft veel meer lezers als je dat concept van page views zou hanteren, zoals de reclamewereld dat doet. Wij verkopen ook reizen en verzekeringen en doen dat via onze printproducten. En dat gaat fantastisch. Maar de reclamewereld vergeet dat kennelijk.” Hij zou het een paar keer hebben over de ‘kortzichtigheid’ van de reclamewereld. Want de print, niks mee aan de hand, die heeft een trouw lezerspubliek, aldus De Nolf.
Mooie voorbeelden van eufemismen ook. Hans Cools (Sanoma), die zijn hele zwik moet zien te verkopen: “Nu is het mijn taak om de kwaliteit waarover we beschikken een nieuwe thuis te bieden.”
Maar ook de audiovisuele sector blijft optimistisch. Philippe Bonamie (SBS), die het water toch al dicht bij de lippen moet voelen: “Ik heb in 20 jaar al veel doemscenario’s zien passeren, maar geen enkel is uitgekomen. Ik ben optimistisch over de toekomst van onze sector. Maar we moeten ons aanpassen en zoeken naar schaalvoordelen. Partners zoeken dus. We staan op de dansvloer en zien daar twee à drie mooie meisjes staan. Oké, we hebben ooit met getrokken messen tegenover Telenet gestaan, maar nu is het beter te kijken waar we kunnen samenwerken.” Mooi staaltje diplomatie.
Zijn collega Peter Bossaert (Medialaan) toonde zich al even stoer: “We moeten niet bang zijn van concurrentie. We blijven investeren in goede content, tot tevredenheid van de kijker. We hebben een mooi tv-landschap en er wordt nu 20 % méér tv gekeken dan 15 jaar geleden.”
Leo Hellemans (VRT) verdedigde zich dan weer tegen het verwijt dat de VRT ‘marktverstorend’ zou werken. Hij vond dat de VRT sectorversterkend werkt: “Publieke investeringen in een openbare omroep hebben een multiplicatoreffect voor de hele sector.”
En hoe staan de heren – dames zaten er niet in het CEO-panel – tegenover de distributeurs, wilde moderator Karl van den Broeck (Apache) weten. Schrik voor Netflix is niet nodig, meende Hellemans, want hier is Vlaamse content nodig. Bossaert: “Een verticale integratie (een sneer naar Telenet – ID) strookt niet met een monopoliepositie. En onze markt zit erg op slot. Mensen veranderen niet makkelijk van provider, want dat is erg omslachtig. Die monopoliepositie bekommert me meer dan Netflix.”
Als de reclametarieven dalen – daar was al een paar keer naar verwezen – dan zal de lezer/kijker meer moeten betalen, poneerde moderator Van den Broeck. “De toekomst is aan de ‘targeted’ reclame”, reageerde Bossaert. “De nieuwe kijker komt bovenop de oude kijker. Het is een plusverhaal.”
De Nolf deed er nog een schepje bovenop: “De lezer is bereid méér te betalen. Een prijsverhoging van onze bladen bleek zelfs te leiden tot een méérverkoop. Lezers hebben geen last van een prijsverhoging. De prijs van print is trouwens nog altijd laag.”
Missorten bevestigde dat de inkomsten uit de lezersmarkt toenemen. Door een uitbreiding met een digitaal aanbod is een elasticiteit in stand gehouden, “maar de limieten zijn nu stilaan bereikt”.
En de journalist?
Veel journalisten verliezen hun job of moeten noodgedwongen gaan freelancen, stelde Van den Broeck, tegen het einde van het debat. “En er zijn al jaren geen cao’s meer afgesloten. Toch zijn journalisten het hart en het bloed van mediahuizen. Is er nog hoop voor hen?”
Daar wisten de CEO’s minder raad mee. “We hebben nu méér journalisten dan vroeger”, probeerde De Nolf. “Ook wij hebben geïnvesteerd in ons nieuws”, vulde Bossaert aan. Missorten was directer: “Je moet geen vier journalisten naar een voetbalwedstrijd sturen. Dat kunnen we ons niet permitteren. Maar de middelen die vrijkomen, kun je investeren in andere redactionele zaken.”
Hellemans gaf toe: “Er is minder ruimte om opzoekingswerk te doen. Maar de maat is nu wel vol. De mensen moeten opnieuw met plezier komen werken.”
Een eigen smoel
Een blad dat volgend jaar 100 jaar bestaat, een oplage heeft van 500.000 exemplaren, zijn klantenbestand ziet groeien, dat er nog precies uitziet als dertig jaar geleden en helemaal niet op het internet aanwezig is. Met het voorbeeld van Le Canard Enchaîné gaf de Nederlandse journalist Henk Steenhuis een wat provocerende intro voor de panelsessie over de digitale revolutie in de nieuwsmedia.
Wat hij wilde zeggen, was: het is een blad met een eigen smoel, met veel onthullingen en geestig geschreven. “Misschien ligt daar wel een oplossing voor de journalistiek: iets doen wat niemand anders doet.”
Steenhuis pleitte voor het gebruik maken van de kennis van de lezer, zoals Joris Luijendijk dat heeft gedaan met zijn verhalen uit The City. “Je zou denken dat dit navolging zou krijgen, maar ik zie het niet.”
Rob Wijnberg, oprichter van De Correspondent, vond dat de kranten te veel bedacht zijn van uit een productiemodel, en dat ze te veel een grootste gemene deler willen zijn, om een zo groot mogelijke verkoop te realiseren. Hij mist een ziel of karakter bij de klassieke media. “Praat je individueel met journalisten op café, dan word je getroffen door het enthousiasme waarmee ze vertellen. Wat je daar dan achteraf in de krant van leest, is een slap afkooksel.”
Voor Wouter Verschelden, oprichter van Newsmonkey, is digitalisering het beste wat journalisten kon overkomen. “Maar de media verdienen nog geld aan papier, vandaar hun terughoudendheid om er afscheid van te nemen.”
Caspar van Rhijn (digitale nieuwsmedia Mediahuis) vond dat men eens moest ophouden met papier dood te verklaren. “De lezer wil wél nog papier.”
Maar Verschelden ziet geen heil meer in papier, voor hem is het internet, met zijn interactiviteit en community-vorming, de weg. En die zal bestaan uit twee modellen: journalistiek achter een betaalmuur en daarnaast de gratis sites. Voor Verschelden moet de overheid inzetten op journalistiek en dus die journalistiek steunen in plaats van de mediabedrijven geld toe te stoppen. Hij fulmineerde ook tegen Belga, omdat Newsmonkey als nieuwsafnemer niet het tarief krijgt dat de kranten/aandeelhouders wordt aangerekend.
In navolging van het kopstukkendebat meende Luc Rademakers (VRT) dat de media zich hier te veel met verkeerde concurrenten hebben beziggehouden. “De concurrentie zit niet binnen Vlaanderen, die zit internationaal.” Samenwerking en schaalvergroting zijn de sleutelwoorden.
Hans Deridder (De Persgroep) relativeerde de hype van het internet enigszins: “Afgelopen weekend hebben we 7,5 miljoen kranten verkocht in Vlaanderen en Nederland. In dat zelfde weekend hebben 3 à 4 miljoen mensen een online product van De Persgroep geconsumeerd.” Voor hem is het geen of/of- maar een en/en-verhaal. Hij kondigde voorts aan dat De Morgen binnen 6 à 12 maanden “een heel ander smoel zal krijgen”.
Dirk Barrez (Pala en De Wereld Morgen) zag mogelijkheden voor coöperatieven in de mediawereld, omdat de aanvangsinvesteringen voor een nieuwssite relatief gering zijn. “Met 50.000 euro kun je al vertrekken.” Maar daarna is er wel ondersteuning nodig, want een redactie aan de gang houden kost geld. “Hier ligt een taak voor de overheid, die nu 300 miljoen subsidies geeft aan de mediabedrijven. Maar je kunt de informatieverstrekking toch niet alleen overlaten aan commerciële bedrijven? Journalistiek is een sociaal goed”, aldus Barrez.
Wijnberg zag crowdfunding als een goede vorm van financiering: “Je kunt de banken buiten de deur houden en je hebt fondsen waarmee je een tijd kunt werken.” Maar net als de Belgen pleitte de Nederlander voor een gelijkschakeling van het btw-tarief voor papieren en online media. (I.D.)