De recentste huiszoeking en telefoontap bij De Morgen illustreren pijnlijk duidelijk dat justitie de voorbije tien jaar niets heeft bijgeleerd op het gebied van respect voor journalistieke bronnen. Even vast staat dat de Senaat vandaag absoluut zijn zegen moet geven over het wetsontwerp tot bescherming van het journalistieke bronnengeheim dat op tafel ligt. De Kamer dient vervolgens ten spoedigste hetzelfde te doen.
Het zal een cynisch toeval zijn. Uitgerekend tien jaar na een reeks huiszoekingen op Belgische redacties, die in 2003 aanleiding hebben gegeven tot een scherpe veroordeling van België door het Europees Hof voor de Rechten van de Mens in Straatsburg, wordt de Belgische journalistiek opnieuw opgeschrikt door een flagrant geval van schending van het journalistieke bronnengeheim. Op bevel van een Antwerpse onderzoeksrechter brachten speurders van het Controlecomité voor de Politiediensten de telefoongesprekken van De Morgen-journaliste Anne de Graaf over de hele periode van 23 maart tot 8 mei 2004 in kaart. Dinsdag jl. kwam daar een huiszoeking op de redactie bovenop.
Vooral die zoller-malicieux van anderhalve maand op de gsm van journaliste De Graaf steekt. Bij een huiszoeking wéét je nog dat speurders bezig zijn je bronnen te achterhalen, en een beetje vooruitziende journalist zal er best wel voor zorgen zijn telefoonboekje of agenda met afspraken niet te opzichtig rond te laten slingeren op kantoor of waar dan ook. Maar een telefoontap - het weze in de vorm van rechtstreeks afluisteren of van het registreren van in- en uitgaande nummers - is iets wat je totaal onverhoeds en zonder de mogelijkheid van verweer overvalt. Een telefoontap is de meest laag-bij-de-grondse techniek waarmee justitie naar de vertrouwelijke contacten van journalisten kan vissen.
In de jacht op een informatiebron heeft een Antwerpse onderzoeksrechter zich moeiteloos van die techniek bediend, en dat stemt tot veel nadenken. Want om meer dan het detecteren van een informatielek ging het welteverstaan niet. Er was geen mens overboord, nergens moest een brand worden geblust, laat staan dat er sprake was van het voorkomen van terrorisme of een acute bedreiging van iemands fysieke integriteit - zoals de enige uitzondering luidt die een hangend wetsontwerp bepaalt op het journalistieke bronnengeheim. Een uitzonderingsbepaling waarmee de journalistengemeenschap overigens best kan leven.
De Algemene Vereniging van Beroepsjournalisten (AVBB/VVJ) dringt dan ook met nog meer klem dan vroeger aan op de goedkeuring van het wetsontwerp dat uitgerekend vandaag ter tafel ligt in de plenaire vergadering van de Senaat. Vervolgens dient de Kamer van Volksvertegenwoordigers ten spoedigste haar zegen te geven over dezelfde tekst. Perfect is de regeling nog niet; er blijven nog enkele poortjes waarlangs kwaadwillige functionarissen bij het gerecht alsnog inbreuk kunnen plegen op het journalistieke bronnengeheim. Maar globaal genomen zou de wet voor journalisten best werkbaar zijn. Meer - als het goed is, zeggen we het ook - ze zou zelfs als model voor de rest van de wereld kunnen staan. Blijft, het weze herhaald, de noodzaak dat justitie de regeling vervolgens consciëntieus en met een minimum aan goede wil in de praktijk gaat brengen. Zo niet zijn we met de vrije informatiegaring in dit land nog altijd even ver van huis.
We blijken - het moge wat troost brengen - niet het enige land waar de omgang van journalisten met informele bronnen onder druk staat. In Frankrijk viel het gerecht zopas nog binnen bij twee gereputeerde bladen die de Cofidis-dopingzaak aan het uitspitten zijn. In de VS voert de regering-Bush sinds enige tijd een ware heksenjacht op kritische journalisten die vertrouwelijke informatie publiceren die uit Bush' omgeving komt.
Weer dichter bij huis werd onlangs in Luik een journalist nog het vuur aan het schenen gelegd, over een (op en top kloppend) bericht over een politieactie. En nog dichter bij huis onderging een Dendermondse freelance journalist twee jaar terug een grove doorlichting van zijn telefonische contacten en kreeg hij daar een huiszoeking bovenop. Ook het Belgische Hof van Cassatie gaf intussen niet veel blijk van inzicht in, laat staan respect voor het bronnengeheim van journalisten. In twee recente arresten, een omtrent de in Brussel actieve Stern-journalist Hans-Martin Tillack en een ander omtrent Het Laatste Nieuws-verslaggever José Masschelin, dartelde het hoge rechtscollege opvallend snel en licht rond de vrijheid van informatie heen om eerdere repressieve uitspraken tegen de journalisten te bevestigen.
Justitiefunctionarissen en andere gezagsdragers moeten eindelijk eens gaan beseffen dat hun blijvende aanvallen op het bronnengeheim van de journalist niets minder dan de vrije informatiestroom op de helling zetten. Want zonder de mogelijkheid om met vertrouwelijke bronnen te werken, is de journalist pur et dur aangewezen op de informatie die hem officieel meegedeeld wordt. Kunnen we meteen met zijn allen aan het ene Belgisch staatsblad gaan schrijven. Zonder vrijheid van informatie geen echte democratie, trouwens, en dus sluiten we direct ook maar beter dat hele hoofdstuk in de Belgische geschiedenisboeken af.
Pol Deltour, nationaal secretaris Vereniging van Beroepsjournalisten (AVBB/VVJ)