Interview met Joris Luyendijk
- Door Jef Cauwenberhs / StampMedia -
Nederlands journalist en antropoloog Joris Luyendijk maakt dezer dagen de balans op van de journalistiek. “De tijd waarin kranten een dominante positie hadden, komt nooit meer terug.”
Terwijl we rustig wachten op de nieuwe bankencrisis die hij enkele jaren geleden voorspelde, tuft Joris Luyendijk de Lage Landen rond om het over de journalistiek te hebben. Luyendijk weet waarover hij spreekt. Hij verdiende als volleerd antropoloog en journalist jarenlang zijn boterham met verslaggeving in het Midden-Oosten voor onder andere De Volkskrant en het NRC Handelsblad. Nadien verdiende hij ook nog zijn sporen in de Londense City waar hij voor The Guardian etnografische columns over het leven tussen bankiers bijeen pende. De Brexit ging hem helaas in de koude kleren zitten. Sinds kort woont hij weer in Amsterdam waar hij voor zijn laatste boek ‘Kunnen we praten?’ de (online) meningsverschillen in Nederland onder de loep nam. Maar ook van over het hegje turen is Luyendijk niet vies. Zo licht hij zo nu en dan de deksels van De Standaard om ook eens in de Vlaamse hutsepot te kijken.
De journalistiek staat in de hoek waar de klappen vallen. Hoe kunnen de mainstreammedia weer aan geloofwaardigheid winnen? Luyendijk: “De tijd dat kranten de positie hebben die ze vroeger hadden, komt nooit meer terug. De simpele reden: de kiosk was toen alles wat je had. Nu is een krantenwebsite gewoon een site tussen vele anderen. Maar naarmate het internet onbetrouwbaarder wordt, worden media die een naam hebben te verliezen wel weer waardevoller. De BBC loopt schade op wanneer jij iets leest dat achteraf niet waar blijkt te zijn. Zij zullen hun bronnen dus dubbelchecken. Andere sites kan dat minder schelen. We staan er dus eigenlijk veel minder slecht voor dan we denken.”
Bestaat de vierde macht nog wanneer zelfs sterke onderzoeksjournalistiek ministers niet altijd meer aan het wankelen brengt. “Ook vroeger had je wel eens schandalen die niet meteen leidden tot ontslag. Iedere generatie denkt dat haar tijd de ergste is. In Nederland is er net een minister afgetreden omdat hij gelogen had over een ontmoeting met Poetin. In Groot-Brittannië zijn dan weer enkele parlementsleden opgestapt voor seksschandalen. Vroeger was het niet altijd beter. De onthullingen van het Watergate-schandaal zijn heel lang genegeerd.”
Wat is het harde werk van journalisten nog waard als hun stukken vervolgens als fake news worden afgedaan door een politicus? De politicus wordt geloofd, niet de journalist. De achterban klapt in haar handen. “In welke mate? Dat zullen we niet weten. Dat zijn dan die 25 mensen op Twitter die zichzelf de aanhang noemen. Maar goed, dat iemand denkt weg te komen met journalistiek fake news te noemen, bewijst nogmaals wel dat onze oude machtspositie weg is. Het is pas wanneer ook andere nieuwsmedia het verhaal versterken en er zo een duidelijk narratief ontstaat, dat iemand echt last kan krijgen.”
Hoever kunnen journalisten gaan in het debat met politici? De Morgen-journalist Joël De Ceulaer lanceerde na de tragische dood van Mawda en de reactie van N-VA de hashtag #ookmensen. Volgens sommigen was dat zijn taak niet. (Denkt lang na) “Dat is een moeilijke. Sommigen zullen het activisme of oppositiewerk noemen, maar het is misschien eerder een uiting van humanisme. Ik heb laatst op Twitter kwaad gereageerd op een columniste die had gesteld dat een bepaalde schrijver alleen maar werd uitgegeven omdat hij een migrantenkind is. Dat moet kunnen. Alle informatie die we geven is gekleurd. Maar wanneer die kleur precies samenvalt met de mainstream dan zien we ze niet. De kleur is daarom niet neutraal. Het is gewoon de kleur die de rest ook heeft. Pas wanneer ze erbuiten valt, valt ze op.”
U werkte ooit nog in de Gazastrook en weet dus als geen ander hoe moeilijk het kan zijn om evenwichtig te berichten. De VRT kreeg onlangs nog de wind van voren omdat het in zijn berichtgeving over Gaza niet sprak over bezetters en bloedbad. Hoe belangrijk is neutraliteit nog? “Neutraliteit is fictie. Woorden zijn altijd geladen. Neem nu alleen al of ik jou een Belg of een Vlaming noem. Het Israëlisch-Palestijns conflict is nog moeilijker omdat het ook wordt beslist door de wijze van representatie. Dat er door iedereen wordt geroepen dat de berichtgeving een schande is, is niet meer dan logisch. Iedereen vindt dat het verhaal gelezen moet worden, zoals hij het leest.”
U kreeg wellicht ook wat verwijten naar uw hoofd geslingerd in uw correspondentiejaren. “Ja, maar dat is niet erg. Kritiek kan ook het teken zijn dat je het goed doet. We moeten als journalist niet spreken over neutraliteit maar over ‘onbevangenheid’. Dat is een betere houding. Altijd op zoek gaan naar de weerlegging van je hypotheses en daar je ego niet van laten afhangen. Journalisten moeten zich ook bewust zijn van de implicaties van de taal die ze gebruiken. Taal is als een foto. Die is altijd vanuit een bepaald perspectief genomen terwijl de fotograaf er nooit opstaat.”
U schreef in een van uw columns dit jaar al over taal. Meer bepaald over het onderscheid blank/wit. Zijn mensen gevoeliger geworden voor taal? “Het is een plus dat we ons bewust worden van de implicaties die taal heeft. Dat is groei. Los van die paar mensen die daar moeilijk over doen op Twitter. Ze hebben me het bij The Guardian nadrukkelijk verzocht: ‘Joris, ga alsjeblieft van Twitter af.’ Het levert geen lezers op. Je geraakt er van in de war. Je wordt er boos van. Het is het schoolplein van de journalisten en politici.”
Kijkt u als antropoloog niet met veel interesse naar een online ontmoetingsplek als Twitter? “Er zitten veel te weinig mensen op.”
Nou. “Echte mensen. Het zit vol bots (halfautomatische computerprogramma’s, red.). Het grootste deel van de accounts is niet eens actief. Het is zò niet representatief. Maar het komt wel keihard binnen. De mensen die er nog opzitten, zitten er alleen om je uit je evenwicht te brengen. Om je te jennen. Ik negeer tegenwoordig het gros van mijn notificaties.”
Terug naar het taaldebat. Dat moet u als antropoloog dan toch wél fascineren? “Ja, ongelofelijk. De integratie begint nu pas écht. Belgen en Nederlanders die niet de ‘klassieke’ kenmerken hebben van Belgen en Nederlanders gaan nu ook gewoon mee praten over wat voor soort samenleving ze eigenlijk willen. “
En dan bemerkt u ongetwijfeld scheurtjes in die samenleving. “Ja, kijk naar de het zwarte Piet-verhaal. Dat zegt veel over welke obstakels mensen met een andere huidskleur nog elke dag tegenkomen.”
U hebt Londen sinds kort weer ingeruild voor het land van Sinterklaas en zwarte Piet. De Brexit stemde u erg somber. Mede het resultaat van de Britse tabloids, schreef u. “Ze hebben gewoon dertig jaar lang leugens verspreid. Zelfs met goed geïnformeerde Britten is over de EU een gesprek niet te voeren. Ze hebben zulke bizarre ideeën over Europa. Een kwaliteitskrant als The Guardian leest bijna niemand. De BBC is door zijn neutraliteitspositie vrij machteloos in het hele debat. The Telegraph en The Times gaan gewoon mee in de leugens. Daardoor hebben de tabloids veel invloed.”
Kan u zich voorstellen dat de kranten in Nederland, waar toch ook enig eurosceptisme heerst, iets groots als de Brexit teweegbrengen? “Het referendum over Oekraïne (stemming over Europees associatieverdrag met Oekraïne, dat werd afgedwongen via een petitie van het cynisch nieuwsmedium GeenStijl, red.) kwam daar wel het dichtste bij. Daar is ook een hele hoop onzin over geschreven. Daarna was er ook nog het referendum over de sleepwet (wet rond informatiegaring van inlichtings- en veiligheidsdiensten, red.) en daar hebben de media dan weer wel ontzettend goed werk geleverd. De politieke partijen wilden het er niet over hebben maar dankzij het referendum hebben we de bevolking toch goed kunnen inlichten.”
© 2018 – StampMedia - Jef Cauwenberghs