Drones kunnen ook worden ingezet voor fotografie, verslaggeving en wellicht ook voor onderzoeksjournalistiek, ook op moeilijk bereikbare locaties. Dat veronderstelt dan wel dat de journalist zich houdt aan de technische voorwaarden, die de wet voor de drie soorten van drones heeft uitgewerkt. Daarnaast moeten journalisten met drones zich blijven houden aan de algemene regels inzake privacy, die in de wet en de beroepsethische code zijn te vinden. De Code van de Raad voor de Journalistiek vind je hier.
Het koninklijk besluit van 15 april dat het gebruik van (civiele) drones regelt, maakt een onderscheid tussen drie (eigenlijk vier) categorieën.
Klasse 3 zijn de toestellen voor vrijetijdsgebruik, die minder dan 1 kg wegen. Hiervoor geldt geen minimumleeftijd voor de gebruiker. Ze mogen maximaal 10 meter hoog gaan en de bestuurder moet zijn toestel altijd in het oog hebben. Met die toestelletjes mag alleen boven privéterrein of op een modelluchtvaartterrein worden gevlogen. De gebruiker mag ze ook niet aanwenden voor professioneel of commercieel gebruik.
Klasse 2 omvat toestellen tot maximaal 5 kg. Zij mogen hoogstens 45 meter hoog vliegen. Ook hier moet de piloot zijn drone constant in het oog kunnen houden. Er mag enkel mee worden gevlogen buiten steden en dorpen en de gebruiker moet een verzekering burgerlijke aansprakelijkheid hebben voor eventuele schade aan derden. De drone moet worden ingeschreven bij het directoraat-generaal luchtvaart (DGLV). De gebruiker, die minimaal 16 jaar moet zijn, moet een theoretische opleiding volgen en een praktijktest afleggen om een attest als bestuurder te verkrijgen.
Klasse 1 omvat toestellen tot (maximaal) 150 kg. Ze is nog eens opgesplitst in een klasse 1.b (matig risico) en een klasse 1.a (hoog risico). Voor beide subcategorieën geldt een minimum leeftijd voor de bestuurder van 18 jaar. De drone mag hoogstens 91 meter hoog vliegen. De piloot, of één van zijn twee waarnemers, moet het toestel in zichtbereik houden en ook hier mag alleen maar buiten steden en dorpen worden gevlogen. De bestuurder (piloot) moet een verzekering BA hebben voor schade aan derden en zijn toestel moet zijn ingeschreven bij het Directoraat-generaal voor de Luchtvaart (DGLV) van de FOD Mobiliteit. Voorts moet hij een theoretisch en een praktisch examen afleggen en een medisch attest voorleggen om een getuigschrift als dronepiloot te verkrijgen. Het eerste examen vindt dus plaats op 30 april. Voor beide subcategorieën geldt ook dat een operationeel handboek nodig is.
Het verschil tussen beide subcategorieën is dat voor de klasse 1.b een aangifte van de vlucht moet worden gedaan bij het DGLV en dat voor de klasse 1.a een toelating voor de vlucht moet worden verkregen van het DGLV. Bovendien moet een toestel van de klasse 1.a worden gecertificeerd door het DGLV.
Verantwoordelijk
Elke gebruiker van een drone – ook die uit de klasse 3, voor vrijetijdsgebruik – is hoe dan ook verantwoordelijk voor de veiligheid van de vluchten die hij ermee uitvoert.
Vliegen is verder sowieso verboden in luchtruimgebieden met luchtverkeersleiding en in de nabijheid van elektrische, kernenergie- of LNG-installaties, gevangenissen en industriële complexen. Voorts moet men 3 km wegblijven van luchthavens en 1,8 km van vliegvelden of helihavens.
Tot slot mogen met drones geen goederen – laat staan personen – worden vervoerd en men mag er ook geen voorwerpen mee afwerpen of vloeistoffen mee vernevelen.
Het persbericht van de FOD Mobiliteit over de droneregeling kun je hier lezen. Een handig overzicht van de regels vind je ook nog hier.