Deze bijdrage loodst zelfstandige journalisten (eenmanszaken) door de belastingaangifte (personenbelasting) 2023 en focust op fiscaliteit eigen aan het journalistenberoep. Op het einde komt ook specifieke info aan bod voor journalisten in bijberoep en voor wie occasioneel bijverdient in de journalistiek. Lees dit artikel samen met belastinggidsen van kranten, Test-Aankoop of andere spelers.
Charlotte Michils, juridisch adviseur VVJ/AVBB
- Enkele deadlines op een rijtje
De papieren aangifte moet uiterlijk 30 juni bij de fiscus in de bus vallen. Wie indient via Tax-on-web krijgt twee weken respijt en tikt ten laatste 15 juli 2023 op de verzendknop. Online indienen heeft het voordeel dat je zelf tot de deadline nog één keer kan corrigeren (fout gemaakt of gegevens vergeten te vermelden), ook al heb je je aangifte al ingediend. Bij een papieren aangifte ligt dat moeilijker. In dat geval dienen zelfstandigen (die een activiteit uitoefenen met een btw-nummer) zo snel mogelijk te bellen naar 02 572 57 57 (directe code: 17202 - personenbelasting). De deadline voor aangifte van specifieke inkomsten (al dan niet via een accountant of belastingadviseur) valt op 18 oktober 2023. Ter verduidelijking: specifieke inkomsten zijn zelfstandige inkomsten (ook baten dus) of buitenlandse beroepsinkomsten. Bij de FOD Financiën kan je terecht op afspraak. Wacht niet tot het laatste moment, bel zodra je je aangifte hebt ontvangen. Een afspraak maken na 29 juni 2023 kan niet meer. De Vlaamse aangifte telt dit keer een recordaantal van 843 codes. Ook in de andere gewesten komen er telkens vier codes bij. Nieuw is dat de aangifte genderneutraal wordt. De linkerkolom is vanaf nu voorbehouden voor de oudste (en niet langer voor de man), de rechterkolom voor de jongste partner (en niet langer voor de vrouw). Verder is het maximumbedrag voor laadpalen opgetrokken naar € 1.750 (vorig jaar nog € 1.500). De code blijft dezelfde, met name 365 (deel 1 van de belastingaangifte, vak X). Het maximale belastingvoordeel in aanslagjaar 2023 bedraagt € 787,50.
- Zelfstandige journalisten en hun belastingaangifte: beroepsinkomsten, beroepskosten, inkomsten uit auteursrechten en belastingverminderingen
Een zelfstandige en iedereen die diverse inkomsten heeft uit occasionele verrichtingen, geeft de beroepsinkomsten en -kosten aan in deel 2 van de belastingaangifte (zie 3 Journalistiek als bijverdienste).
2.1 Beroepsinkomsten en -kosten
Inkomsten uit je journalistieke activiteit geef je aan in deel 2 van de belastingaangifte, vak XVIII. Deze inkomsten, baten genoemd, vul je in bij nr. 650. Als je je werkelijk gemaakte beroepskosten wil aangeven, vermeld je het totaalbedrag bij nr. 657. Als je opteert voor het kostenforfait, dan vul je niks in. Je kiest natuurlijk wat voor jou het voordeligst is: de forfaitaire beroepskosten of de werkelijke beroepskosten. Voor beoefenaars van vrije beroepen worden de forfaitaire beroepskosten berekend op het brutobedrag van de baten (na afhouding van de RSVZ-bijdragen).
Na aftrek verkrijg je het netto belastbare inkomen waar de fiscus vervolgens een belastingtarief op toepast, afhankelijk van de inkomensschijf (25% à 50%) waar je beroepsinkomen onder valt.
- Het kostenforfait in de belastingaangifte 2023 (inkomsten 2022)
Inkomensschijf | Kostenforfait |
< € 6.410 | 28,70% |
€ 6.410 tot € 12.730 | 10% |
€ 12.730 tot € 21.190 | 5% |
€ 21.190 tot € 72.367,49 | 3% |
In totaal kun je volgens dit systeem dus € 4.430 aftrekken.
- Je kiest voor het systeem van de werkelijke beroepskosten
Om in aanmerking te komen voor de belastingaftrek, moeten de uitgaven aan vier voorwaarden voldoen. Ze moeten verband houden met de journalistieke beroepsactiviteit, gemaakt of betaald zijn in 2022 (het jaar waarin je inkomsten verwerft) en dit om belastbare inkomsten te verkrijgen of te behouden. Tot slot moet je ze kunnen bewijzen. Hierna gaan we in op de vijf belangrijkste categorieën van aftrekbare beroepsuitgaven voor journalisten.
- sociale bijdragen
Sociale bijdragen zijn volledig aftrekbaar. Hetzelfde geldt voor VAPZ-bijdragen (Vrij Aanvullend Pensioen voor Zelfstandigen), een interessante spaarformule om je pensioen als zelfstandige op te krikken. Let wel, de VAPZ-premie voor inkomstenjaar 2022 is slechts aftrekbaar als alle sociale bijdragen voor 31 december 2022 zijn betaald.
- huisvesting
Kosten verbonden aan het beroepsmatig gebruik van een onroerend goed mag je beschouwen als beroepskosten. Voorbeelden zijn: huur en huurlasten / afschrijving eigendom, verwarming, elektriciteit, gas en water, verzekering gebouw plus inhoud, loon en loonkosten, poetshulp en onderhoudsproducten, inrichtingskosten gebouwen (te spreiden over verschillende jaren), kosten voor herstellingen, onroerende voorheffing, intresten op lening aankoop gebouw. Als je slechts een gedeelte van je vestiging beroepsmatig gebruikt, dan moet je een opdeling van de benutte ruimte maken. Kosten met betrekking tot het beroepsgedeelte kun je aftrekken, die met betrekking tot het privégedeelte niet. Voor gemengde kosten moet je zelf de verhouding tussen beroep en privé moeten bepalen. Daarover kun je altijd een akkoord sluiten met je controleur. Ook de leningskosten bij hypothecaire lening zijn fiscaal aftrekbaar. De interest die je kunt boeken als kost, bepaal je volgens onderstaande formule. Betaalde intresten hypothecaire lening x percentage voor beroepsgebruik
- mobiliteit
Auto De fiscale aftrekbaarheid van autokosten hangt af van de CO2-uitstoot en het type brandstof van het voertuig. Het aftrekpercentage wordt berekend volgens onderstaande formule. 120 % - (0,5% x CO2-uitstoot x coëfficiënt brandstoftype) De brandstofcoëfficiënt is gelijk aan 1 voor dieselmotoren, 0,90 voor aardgasmotoren (CNG) en een belastbaar vermogen < 12 fiscale pk, en tot slot 0,95 voor andere voertuigen (benzine, lpg, biobrandstof, elektrisch). Het aftrekpercentage bedraagt minimum 50% (40% als de CO2-uitstoot hoger is dan 200) en maximum 100%. De elektrische wagen mag je tot 100% aftrekken. Brandstofkosten volgen voortaan hetzelfde regime als de autokosten en zijn niet langer standaard 75% aftrekbaar. Opgelet, alle personenwagens aangeschaft vóór 1 januari 2018 behouden het minimale aftrekpercentage van 75%. Al even een vooruitblik: de regering stimuleert de verdere vergroening van het autopark, vanaf 1 juli 2023 gelden er nieuwe regels inzake fiscale aftrekbaarheid. Openbaar vervoer Openbaar vervoer (abonnementen en losse tickets voor trein, tram, metro of bus) is voor 100% aftrekbaar als beroepskosten. Fiets De fiets (zowel de gewone als de elektrische fiets en de speed pedelecs) is voor 100% fiscaal aftrekbaar, zowel voor de aankoop van de fiets zelf (gespreid over minstens drie jaar) als voor de kosten van onderhoud en herstelling. Ook onder het fiscaal voordeel vallen gekoppelde uitgaven zoals de kostprijs voor een fietshelm en fietsverzekering. Ook de btw die je op de aankoop van je fiets en bijbehorende kosten betaalt kan je voor 100% aftrekken. Aankoop is overigens niet de enige optie, je kan de fiets ook leasen. In dat geval betaal je maandelijks een vast bedrag, waarin meteen kosten voor onderhoud en herstelling inbegrepen zitten. Fietsleasing is in principe voor 100% fiscaal aftrekbaar.
- diverse beroepskosten
Volledig aftrekbare kosten zijn:
- telefoon en internet.
- bureau- en kantoorbenodigdheden.
- honoraria van een fiscaal adviseur, boekhouder, accountant of advocaat.
- opleidingen, studiereizen, buitenlandse congressen en seminaries op voorwaarde dat ze verband houden met de huidige beroepsactiviteit.
- premies verzekering BA uitbating en beroepsaansprakelijkheid[1].
- premies verzekering gewaarborgd inkomen.
- VVJ-lidmaatschap.
Belastingen zijn niet aftrekbaar, maar op deze regel bestaan uitzonderingen. Voor zover het om beroepsgebruik gaat, zijn volgende belastingen wel aftrekbaar: onroerende voorheffing van een (deel van een) onroerend goed dat beroepsmatig wordt gebruikt (zie hoger), de verkeersbelasting, de belasting op de inverkeerstelling, de niet-aftrekbare btw op aankopen enz. Het gaat hier telkens om belastingen die niet het karakter hebben van een inkomstenbelasting. Elke belasting die immers rechtstreeks wordt geheven op de belastbare winst van de onderneming is in beginsel niet als beroepskost aftrekbaar (personenbelasting, aanvullende gemeentebelasting, …).
- afschrijvingen
Heel wat investeringen en aankopen mag je niet volledig als kosten aftrekken, maar moet je spreiden naargelang de economische levensduurte van het goed. Het gaat om grote investeringen die jarenlang meegaan. Denk aan een auto en een computer. Een auto wordt doorgaans op vijf jaar afgeschreven, zodat je dus jaarlijks 20% van de aankoopprijs als beroepskost inbrengt. Voor een computer, software, smartphone of meubilair past men een jaarlijks afschrijvingspercentage van 33% per jaar toe, voor een kantoorgebouw 3%. Raadpleeg je boekhouder voor meer info. Belastingtarieven Na aftrek van de beroepskosten past de fiscus op het netto-belastbare inkomen een belastingtarief toe dat afhangt van de hoogte van je netto-belastbare inkomen. Zo wordt een inkomen onder de grens van € 13.870 belast aan 25%, de schijf tussen € 13.870 en € 24.480 aan 40% en zo verder. Het totale belastingbedrag is dan de som van de belastingen te betalen voor elke schijf. Belastingschijven voor aanslagjaar 2023, inkomstenjaar 2022
Belastbaar inkomen | Basisbelasting |
< € 13.870 | 25% |
€ 13.870 tot € 24.480 | 40% |
€ 24.480 tot € 42.370 | 45% |
> € 42.370 | 50% |
Dat belastingbedrag wordt vervolgens verminderd met een belastingvrije som (€ 9.270 of meer, afhankelijk van variabelen als kinderen ten laste, alleenstaand ouderschap en zo meer). Het resultaat is de belasting die je werkelijk moet betalen. Casus: de student-zelfstandige Als student-ondernemer moet je geen belastingen betalen als je totale inkomsten onder de belastingvrije som liggen. Voor het inkomstenjaar 2022 (aanslagjaar 2023) is dat € 9.270. Verdien je meer dan € 9.270, dan betaal je enkel belasting op je inkomsten boven de grens van € 9.050. Je wordt dan belast volgens de progressieve tarieven van de personenbelasting.
2.2 Vergoeding voor de overdracht van auteursrechten
Hoewel de programmawet van 26.12.2022 (BS 30.12.2022) het fiscaal stelsel van de auteursrechten en naburige rechten grondig hervormde, verandert er voor journalisten voor het aangiftejaar 2023, inkomstenjaar 2022 nog niets. Dat betekent dat er nog tot 50% van de totale vergoeding (inclusief de vergoeding voor de geleverde prestaties dus) kan worden ingebracht als auteursrechtenvergoeding. Uiteraard moet je daarvoor auteursrechtelijk beschermd werk maken waarvan de auteursrechten tegen vergoeding worden overgedragen aan nieuwsmedia. De auteursrechten tot € 70.220 worden van rechtswege geacht 'roerende inkomsten' te zijn. Voor het bedrag boven die grens geldt dat vermoeden niet meer, daar gelden de gebruikelijke In de praktijk zijn het vooral zelfstandige journalisten die aanspraak maken op een auteursrechtenvergoeding, maar in theorie kunnen ook loontrekkenden een auteursrechtenvergoeding krijgen. In het laatste geval moet je de auteursrechtenvergoeding (inkomsten uit de cessie of concessie van auteursrechten) aangeven bij nr. 250 (deel 1, vak IV, rubriek A) en de roerende voorheffing die de werkgever afhoudt van het bedrag en doorgestort naar de fiscus, onder rubriek M, bij nr. 299. In het kader van een zelfstandige samenwerking geef je de verdiende auteursrechten aan in rubriek D (deel 1, vak VII). Bruto-inkomsten uit auteursrechten vermeld je in deel 1, vak VII, rubriek D, bij nr. 117, forfaitaire of werkelijke kosten bij nr. 118 en de ingehouden roerende voorheffing bij nr. 119. Wie meer wil weten over het hervormde fiscaal stelsel van de auteursrechten, vindt meer info op https://journalist.be/2023/02/het-nieuwe-fiscale-regime-voor-auteursrechtenvergoedingen-uitgelegd. Opgelet: zuiver auteursrechtelijke inkomsten die je van de JAM of SOFAM ontvangt, vallen wel degelijk voor de volle 100% onder het fiscale voordeelregime. Je bent sowieso verplicht om inkomsten uit de cessie of concessie van auteursrechten aan te geven, ook al stortte de opdrachtgever de roerende voorheffing keurig door naar de fiscus. De roerende voorheffing wordt berekend op het brutobedrag, na aftrek van de forfaitaire kosten die op deze inkomsten van toepassing zijn. Voor het inkomstenjaar 2022 (aanslagjaar 2023)
Auteursrechten | Forfaitaire kosten | Roerende voorheffing |
€ 0 – € 17.090 | 50% | 15% |
€ 17.090 – € 34.170 | 25% | 15% |
€ 34.170 – | 0% | 15% |
2.3 Belastingverminderingen en de rechtsbijstandsverzekering
Belastingverminderingen zijn uitgaven die worden afgetrokken van de belastingen die je moet betalen. De lijst is lang[2], hier focussen we enkel op de rechtsbijstandsverzekering[3]. Aangezien het om een federale belastingvermindering gaat, begint het nummer ervan in de aangifte met een 1 (een 2 in de rechterkolom). Een rechtsbijstandsverzekeraar neemt het op voor je wanneer een gebeurtenis aanleiding heeft gegeven tot een situatie waardoor je schade hebt geleden of schade hebt veroorzaakt. Je kunt bij hem terecht om informatie in te winnen over je rechten. Daarnaast neemt een rechtsbijstandsverzekering de kosten van de verdediging op zich, ongeacht of je nu in het gelijk wordt gesteld of niet. Niet onbelangrijk want de kosten van een juridisch geschil kunnen aardig oplopen. Sinds 2019 geeft je rechtsbijstandsverzekering recht op belastingvermindering. Niet om het even welke rechtsbijstandsverzekering evenwel. Raadpleeg MyMinfin voor meer info over de voorwaarden.[4] Sowieso gaat het om premies die werkelijk betaald werden in 2022 en waarvoor de verzekeraar een attest nr. 281.63 op je naam heeft uitgereikt. Je kan maximaal € 310 aangeven voor betaalde premies. De belastingvermindering bedraagt 40% van het aangegeven bedrag, wat het maximale voordeel op € 124 brengt. Tot slot mag je de premie niet tegelijk aftrekken als beroepskost. Het concrete premiebedrag vind je op het fiscaal attest van de verzekeraar en vul je in bij nr. 344 (deel 1, vak X, II, rubriek J).
- Journalistiek als bijverdienste
3.1 Inkomsten uit occasionele prestaties
Van occasionele prestaties is sprake als ze niet in het verlengde liggen van je hoofdberoep en geen regelmaat vertonen. Tegelijk mag je geen aanzienlijke investeringen of financieringen doen. Denk aan een zelfstandige journalist die eenmalig eens ergens een lezing geeft. Of een docent die maar heel af en toe een stuk schrijft voor een krant. De fiscus bekijkt dergelijke prestaties geval per geval. Hij heeft daarbij niet het laatste woord, een meningsverschil kun je voorleggen aan de rechter. Als je niet voldoet aan de voorwaarden, dringt zich een ander statuut op, zoals dat van zelfstandige in bijberoep. In het verleden werd een journalist die af en toe opdrachten deed voor een andere uitgever, teruggefloten omdat die prestaties duidelijk verband hielden met zijn beroepsactiviteit. Ook wanneer de prestaties te regelmatig worden, dreigt dat verdict.
Inkomsten uit occasionele verrichtingen geef je aan in deel 2 (Diverse inkomsten), vak XV, bij nr. 200 (rubriek B.2.b). Heb je kosten gemaakt bij het leveren van deze prestatie, dan vul je het totaalbedrag daarvan in bij nr. 201. De fiscus houdt alleen rekening met de werkelijke kosten. Forfaitaire raming is mogelijk, maar blijf redelijk. Bewaar zoals altijd alle bewijsstukken. Wie voldoet aan de voorwaarden van occasionele prestaties, doet daar zeker zijn voordeel mee, want de netto-inkomsten worden belast aan 33%.
3.2 Inkomsten als zelfstandige in bijberoep
Als prestaties niet langer occasioneel zijn, dan beschouwt de fiscus de inkomsten eruit als beroepsinkomsten. Deze beroepsinkomsten worden dan geteld bij je andere beroepsinkomsten. Vul in vak XIV alvast de aard van je bijberoep in en je ondernemingsnummer. Inkomsten uit journalistieke activiteiten geef je aan in vak XVIII. Deze inkomsten, baten genoemd, en eventuele voordelen van alle aard geef je aan bij nr. 650 en 668. Als je kosten hebt gemaakt, vermeld je het totaalbedrag bij nr. 657 (cf. werkelijke beroepskosten). Als je opteert voor het kostenforfait (zie hoger voor de bedragen), dan vul je niks in. Ook bij sociale bijdragen (nr. 656) hoef je niks te vermelden, als journalist in bijberoep geniet je immers een wettelijke vrijstelling. De wet bepaalt immers dat journalisten, perscorrespondenten en iedereen die auteursrechten geniet, niet zijn onderworpen aan het sociaal statuut van de zelfstandige wanneer ze dat werk verrichten in bijberoep (artikel 5 van het Koninklijk Besluit nr. 38 van 27 juli 1967). Dat betekent dat ze voor die activiteit geen sociale bijdragen moeten betalen. Hou ook rekening met de mogelijkheid je auteursrechtelijke vergoedingen aan te geven onder dat specifieke, voordelige fiscale statuut (zie hoger). Vragen over de belastingaangifte? Mail naar info@journalist.be.
[1] De VVJ biedt leden de mogelijkheid om in te tekenen op een gunstige collectieve polis. Check de voorwaarden op https://www.journalist.be/nl/verzekering-beroepsaansprakelijkheid
[2] Denk ook aan de hoger aangehaalde belastingvermindering die in het leven geroepen werd voor wie een laadpaal van een elektrische wagen plaatste (45% op een maximumbedrag van 1.750 euro).
[3] Opgelet, het gaat hier niet om een rechtsbijstandverzekering die accessoir is aan een andere verzekering, zoals bij de VVJ-groepspolis BA beroep en uitbating. Voor meer info zie https://journalist.be/verzekeringen/beroepsaansprakelijkheid
[4] https://eservices.minfin.fgov.be/myminfin-web/pages/public/fisconet/doc…