Het Openbaar Ministerie heeft nog maar eens aangedrongen op de afschaffing van het hof van assisen, het hoopt dat de volgende regering eindelijk helemaal komaf maakt met de volksrechtspraak (persmededeling van 20 juni). Afgaand op de politieke debatten die hierover tijdens de vorige legislatuur zijn gevoerd, maakt het verzoek ook een grote kans door de nieuw verkozen wetgever te worden ingewilligd. En dat stelt een belangrijk probleem op grondrechtelijk vlak.
Ongetwijfeld hebben de openbare aanklagers argumenten voor hun verzuchting. Zo bieden beroepsrechters mogelijk meer garantie op gerechtigheid wanneer een zaak te ingewikkeld is, feitelijk of juridisch. Minder dan een gezworene wellicht, is een professioneel geschoolde en ervaren rechter gevoelig voor op emoties inspelende pleidooien van een gladde advocaat. Bovendien blijft een assisenproces een tijdrovende en al bij al kostelijke vorm van rechtspleging. Daarom overigens is de rechtsmacht van het assisenhof in het verleden al serieus uitgehold, en komen nu enkel nog de zwaarste criminele dossiers voor een volksjury.
Het punt is dat artikel 150 van de Grondwet, dat de wettelijke basis voor het hof van assisen legt, niet enkel over (zware) misdadigheid gaat. Het stelt de volksrechtspraak immers ook in voor ‘politieke misdrijven’ en ‘persmisdrijven’. Een van de grote drijfveren achter de Belgische revolutie van 1830 waren de hardvochtigheid en de willekeur waarmee achtereenvolgens de Franse en Hollandse overheersers politieke opposanten en kritische journalisten hadden vervolgd, berecht en veroordeeld. Het leidde, eens de onafhankelijkheid van het land bevochten was, tot een van de meest liberale grondwetten ooit. Een van de sleutelbepalingen was precies dat politici en persmensen voor opiniedelicten zoals laster en eerroof enkel door een college van burgers konden worden berecht, en niet door een professionele rechter. Die kon immers teveel persoonlijke voorkeuren laten doorwegen, of zou te dicht kunnen staan bij regeringsautoriteiten. De enige uitzondering die in 1999 is ingevoerd, betreft persmisdrijven die door racisme of vreemdelingenhaat zijn ingegeven: die kunnen wel door een gewone correctionele rechter worden berecht.
In de realiteit ging de bescherming overigens nog verder dan beoogd. Want om diverse praktische redenen sturen de parketten vandaag klachten tegen journalisten voor laster of eerroof gewoon niet door naar het assisenhof. Sinds WO II zijn hooguit nog een paar vermeende persdelicten voor assisen gebracht. Het gaat nu eenmaal om een zware, langdurige en al bij al kostelijke procedure. En nog het ergst van al vanuit magistratenperspectief: zo’n zaken trekken altijd veel publieke belangstelling en aandacht van de media zelf. Waarbij komt dat een vrijspraak meer voor de hand ligt dan een veroordeling, dat hadden de 214 assisenzaken tegen persmensen in de vooroorlogse periode aangetoond.
Nefaste evolutie
De afschaffing van het assisenhof zou voor journalisten en politici enorme nieuwe risico’s met zich meebrengen. Een klacht tegen hen voor laster of eerroof zou simpelweg voor een correctionele rechtbank kunnen worden gebracht. Dat maakt de risico’s op boetes en ook vrijheidsstraffen veel groter, om het nog niet te hebben over de intimiderende effecten die al van een vordering in die zin uitgaan. Zeker vandaag, in een tijdsgewricht dat onafhankelijke en kritische journalistiek almaar meer in de verdomhoek dringt, is dat een nefaste evolutie.
Het debat over de volledige afschaffing van het hof van assisen kan dan ook niet worden beperkt tot een discussie onder rechtspraktizijnen over de goede werking van justitie. Het moet worden opengetrokken tot iedereen die de democratische rechtsstaat genegen is, daarin begrepen de mediasector.
Wie uit het voorgaande zou afleiden dat die mediasector uit is op straffeloosheid, kan overigens op beide oren slapen. Strafrechtelijke vervolgingen voor laster en eerroof mogen dan geschiedenis zijn, burgerrechtelijke vorderingen met soms grote schadeclaims daaraan vastgeknoopt komen met grote regelmaat voor. En jawel, dat leidt hier en daar tot veroordelingen door burgerlijke rechters. Soms te zware veroordelingen overigens – en daarmee zijn we eigenlijk weer terug bij het begin van dit betoog.
Pol Deltour
Beeld: Photonews