Overslaan en naar de inhoud gaan

Aan het zwembad met een boek - leeswijzer voor journalisten

Aan alle journalisten die vakantie is gegund, wensen we vooral veel ontspanning en plezier toe. Maar wie toch nog een beetje met het vak bezig wil zijn, kan altijd terecht bij een goed boek. De jongste tijd verschenen nogal wat interessante werken over journalistiek en alles wat daarrond hangt, ongetwijfeld een gevolg van de rotvaart waarmee alles tegenwoordig evolueert. We bundelden een en ander in volgende leeswijzer – waarvan u ons de onvermijdelijke relativiteit nu al zal willen vergeven.

 

Pol Deltour

 

Het gebroken nieuws

Wat breedbeeld om te beginnen. In The Power and the Story – The Global Battle for News and Information (Atlantic Books, 2017, 456 p.) bekijkt John Lloyd hoe het wereldwijd met de persvrijheid is gesteld. Lloyd, medestichter van het Reuters Institute for he Study of Journalism, maakt een onderscheid tussen autoritaire en liberale regimes, maar nuanceert het verschil ook meteen. Niet alleen kennen journalisten in vrije samenlevingen hun eigen afhankelijkheid – van de markt met name, bovendien bestaat tussen beide systemen een almaar uitdijende grijze zone. Op de koop toe zorgt de digitale revolutie voor een verdere versmelting van mediaregimes. De VS van president-twitteraar Trump levert daarvan volgens Lloyd het schoolvoorbeeld.

Twee uitstekende boeken beschrijven de nieuwsrevolutie vanuit de journalistieke onderbuik. Niet toevallig zijn ze het werk van twee bevoorrechte waarnemers die hoofdredacteuren toch zijn: Alan Rusbridger, die twintig jaar de Britse Guardian leidde, en Jill Abramson, die van 2011 tot 2014 aan het hoofd stond van de New York Times. Beiden beschrijven bloemrijk hoe de digitale technoplatformen, sociale media, figuren zoals Trump maar ook eigen tekortkomingen een informatiechaos veroorzaakten die het klassieke nieuws heeft ‘gebroken’. Toch pakken ze het thema verschillend aan. Alan Rusbridger verhaalt in Breaking News – The Remaking of Journalism and why it matters now (Canongate, 2018, 440 p.) hoe zijn eigen Guardian met de uitdagingen trachtte om te gaan (een gratis nieuwsaanbod met vrijwillige lezersbijdragen en sterke onthullingsjournalistiek onder meer). Jill Abramson van haar kant vergelijkt in Merchants of Truth – Inside the News Revolution (The Bodley Head, 2019, 534 p.) de werkwijze van vier verschillende nieuwsmedia: de klassiekers New York Times en Washington Post en de nieuwkomers BuzzFeed en Vice. Zowel Rusbridger als Abramson ziet tekenen dat het goed kan komen met het nieuwsbedrijf en de kennissamenleving, maar het is hard uitkijken. “Journalisten zijn als bijen”, schrijft Rusbridger, die vandaag voorzitter is van het Reuters Institute for the Study of Journalism: zo nodig, maar o zo bedreigd.

 

Digitale disruptie

De omwentelingen in het nieuwsbedrijf komen in de eerste plaats voort uit de internetrevolutie, en het verwondert dan ook niet dat een reeks auteurs ingaat op het verband tussen beide. Een bondige en heldere analyse biedt de Nederlandse journalist/schrijver Jan Kuitenbrouwer in Datadictatuur – Hoe de mens het internet de baas blijft (Prometheus, 2018, 122 p.). Kuitenbrouwer heeft het onder meer over de kwalijke gevolgen voor nieuwsoverdracht en auteursrechten, en hij bepleit fors meer overheidsregulering. Eenzelfde boodschap heeft internetondernemer en schrijver Andrew Keen. Keen maakte naam als internetpessimist met eerdere boeken als De @-cultuur en Internet is niet het antwoord – hij werd al eens de Antichrist van Silicon Valley genoemd. In zijn jongste werk gaat hij de constructieve toer op. How to fix the future – Staying Human in the Digital Age (Atlantic Books, 2018, 330 p.) beschrijft hoe (zelf)regulering, democratisering en opleiding de digitale wereld terug kunnen vermenselijken. Pas uit en ongetwijfeld ook zeer het lezen waard: Alessandro Baricco’s The Game (De Bezige Bij, 2019, 320 p.).

Een meer onthechte benadering vinden we bij Matt Haig met zijn Planeet Paranoia – Hoe de wereld ons in de war brengt (Lebowski, 2018, 285 p.). Haig presenteert hierin onder meer ‘Zes manieren om het nieuws bij te houden zonder gek te worden’. Henry Timms en Jeremy Heimans focussen in #newpower (Picador, 2018, 325 p.) op de politieke en andere machtsverschuivingen die de digitale revolutie met zich meebrengt. Ze bieden ook strategieën om in het nieuwe tijdperk van massaparticipatie te overleven – iets waar ook nieuwsbedrijven een boodschap aan hebben. Dichter bij huis biedt VRT-medewerker Fredo De Smet met Artificial Stupidity (Lannoo Campus, 2018, 285 p.) een ‘Handleiding voor digitale humanisten’. In Hallo wereld, hallo computer (Business Contact, 2018, 271 p.) beschrijft de Nederlandse hoogleraar Maurits Kaptein op een uiterst toegankelijke manier hoe digitale technologie werkt. En voor wie zich een idee wil vormen van wat die technologie nog meer in petto heeft, is Max Tegmark’s Life 3.0 (Maven Publishing, 2017, 496 p.) een aanrader. Niet altijd makkelijke lectuur, maar de Amerikaanse hoogleraar natuurkunde maakt toch aannemelijk hoe kunstmatige intelligentie onze toekomst verder zal bepalen.

 

Politiek en journalistiek

Niet alleen nieuwe technologie maar ook mensen maken van de wereld een steeds drukker en zenuwachtiger oord. Dat leidt hier en daar tot een roep naar terughoudendheid, naar ‘correct denken’, zelfs naar censuur. Vanuit die bekommernis schreef de Britse hoogleraar geschiedenis en publicist Timothy Garton Ash een werk dat als standaard voor een aanpak kan dienen: Free Speech – Ten Principles for a Connected World (Atlantic Books, 2016, 491 p.). Ash gaat geen pijnpunten uit de weg: religie, hatespeech, veiligheid en privacy zijn maar enkele van zijn thema’s. De journalistiek is een apart hoofdstuk waard: die mag niet worden gecensureerd, maar moet wel divers en betrouwbaar zijn, zegt Ash. Dichter bij ons ging Johan Op de Beeck, voormalig journalist en nu publicist, dezelfde uitdaging aan. In De bedreigde vrijheid – Uw vrije meningsuiting in gevaar? (Horizon, 2017, 271 p.) zet hij op zijn beurt bakens uit voor hoe we met de toegenomen informatie- en communicatiestromen moeten omgaan.

Dat er een vandaag een probleem is, wordt overigens voortreffelijk beschreven door de Amerikaanse Harvard-professoren Steven Levitsky en Daniel Ziblatt in How Democracies Die (Broadway Books, 2018, 386 p.). Ook de Belgische oorlogsgeschiedenis komt daarin aan bod, en ze besteden bijzondere aandacht aan de rol van onafhankelijke en kritische media wanneer een democratie wordt uitgehold. De bedreigingen voor onze democratie vormen ook het thema van het onvolprezen De weg naar onvrijheid (Rusland, Europa, Amerika) van de Britse hoogleraar geschiedenis Timothy Snyder (Ambo/Anthos, 2018, 375 p.). Ook hij wijst op het grote belang van vrije journalistiek, Snyder draagt zijn studie zelfs op aan “de verslaggevers, helden van onze tijd”.

Extreemrechts maakt wereldwijd opgang tegenwoordig, en velen vrezen dan ook dat daar momenteel de grootste bedreiging voor de persvrijheid schuilt. De in Tilburg docerende Vlaming Ico Maly toont zich een goed en bezorgd waarnemer van het rechtsextremisme met zijn recente boeken Nieuw Rechts (Epo, 2018, 332 p.) en Hedendaagse antiverlichting (Epo, 2018, 157 p.). Andere geluiden zijn er ook: de Nederlandse journalist Kemal Rijken ziet in Eigen Volk – Hoe het rechts-nationalisme Europa veroverde (Ambo/Anthos, 2019, 466 p.) blijkbaar weinig gevaren in de opkomst van Vlaams Belang & Co., en vindt zelfs dat ze snel moeten kunnen deelnemen aan de macht. Een ander geluid dan weer bij de Franse journalist Daniel Schneidermann in zijn historische studie Berlin, 1933 – La presse internationale face à Hitler (Editions du Seuil, 2018, 445 p.). Hij gaat na hoe Franse, Britse en Amerikaanse journalisten in 1933 in Berlijn zijn omgegaan met de opkomst van het nazisme. En hij stelt de substantiële vraag of de journalistiek vandaag beter is gewapend om met dergelijke nakende catastrofes om te gaan.

 

Het gevecht om de waarheid

Valt het te verwonderen, met al die technologische en politieke omwentelingen, dat er een hevig debat is ontstaan over wat nog waarheid is? De voor ons meest relevante recente publicatie over het thema is geen echt boek, veeleer een brochure. De strijd om de waarheid – Over nepnieuws en desinformatie in de digitale mediawereld (KVAB, 2018, 90 p.) is van de hand van de Vlaamse academici Jaak Billiet, Michaël Opgenhaffen, Bart Pattyn en Peter Van Aelst. Ook online raadpleegbaar op www.KVAB.be.

In Post Truth – The New War on Truth and How to Fight Back (Ebury Press, 2017, 167 p.) verwerkt de Britse journalist/columnist Matthew d’Ancona zijn Brexit-trauma. Michiko Kakutani, voormalig hoofdredacteur Boeken bij New York Times, doet in Het einde van de waarheid – Over leugens in het tijdperk van Trump (Spectrum, 2018, 224 p.) hetzelfde met haar trauma over de president uit de ondertitel. Een blijvend interessant werk over journalistiek en waarheid dateert overigens van net voor de Brexit en Trump, en is geschreven door de Nederlandse emeritus hoogleraar Jan van Cuilenberg. In Waarheidsvinding als journalistiek missie – Een opmaat naar een kennisleer (Boom, 2016, 189 p.) gaat deze communicatiewetenschapper op zoek naar raakvlakken tussen journalistiek, wetenschap en rechtsvinding, en trekt daaruit lessen voor de journalistieke beroepspraktijk.

De Nederlandse hoogleraar Eric Rassin schreef Alternatieve feiten – De psychologie van nepnieuws (Scriptum, 2018, 159 p.), en zijn landgenoot Han van der Vorst publiceerde Nepnieuws – Een wereld van desinformatie (Scriptum, 2018, 310 p.). Uit de pen van de Britse publieksfilosoof Julian Baggini vloeide Een kleine geschiedenis van de waarheid – Troost in tijden van nepnieuws (Klement, 2017, 103 p.). En van de hand van diens landgenoot Hector Macdonald is er het soms vermakelijke Waarheid – Een handleiding (De Geus, 2018, 416 p.). In essentie komt de boodschap van deze auteurs op hetzelfde neer: desinformatie en nepnieuws zijn van alle tijden en nogal inherent aan de menselijke natuur, maar het klopt dat ze vandaag sneller en breder gaan circuleren, wat hun mogelijk nefaste impact vergroot. Het is en blijft dan ook opletten, zowel voor journalisten als voor het brede publiek.

 

Het bredere plaatje

Nieuwsmedia mogen dan de secondewijzers van de geschiedenis zijn, voor een journalist kan het geen kwaad soms wat afstand te nemen en het grote plaatje erbij te nemen. Wie uit is op wat deep history kan bijvoorbeeld nog altijd met het drieluik van de Israëlische historicus Yuval Noah Harari aan de slag. Met Sapiens – Een kleine geschiedenis van de mensheid (Thomas Rap, 2015, 462 p.), Homo Deus – Een kleine geschiedenis van de toekomst (Thomas Rap, 2015, 447 p.) en 21 lessen voor de 21ste eeuw (Thomas Rap, 2018, 448 p.) biedt hij een uiterst nuttig dieptezicht op verleden, heden en toekomst.

Hetzelfde doen drie andere wetenschappers, maar dan vanuit het idee dat het veel beter met de wereld gaat dan we denken. Vaandeldrager van dat vooruitgangsoptimisme is Harvard-professor psychologie Steven Pinker, met zijn sleutelwerk Verlichting nu – Een pleidooi voor rede, wetenschap, humanisme en vooruitgang (Atlas Contact, 2018, 696 p.). Een geestesverwant is de Zweedse arts en hoogleraar Hans Rosling, die in het boek Feitenkennis (Spectrum, 2018, 149 p.) ingaat op ’10 redenen waarom we een verkeerd beeld van de wereld hebben en waarom het beter gaat dan je denkt’. De media bepalen ongetwijfeld mee ons foute wereldbeeld, aldus Rosling, maar hij verwijt het hen niet. Journalisten hebben nu eenmaal een eigen finaliteit en logica, alleen moeten mensen zich daar beter bewust van zijn. Een Vlaamse vertegenwoordiger van het vooruitgangsoptimisme is Maarten Boudry, wetenschapsfilosoof verbonden aan de UGent. Hij publiceerde onlangs Waarom de wereld niet naar de knoppen gaat (Polis, 2019, 343 p.).

Voor een echt brede kijk op alles wat is nog twee publicaties van de hand van kosmologen zowaar. Van Stephen Hawking verscheen postuum De antwoorden op de grote vragen (Spectrum, 2018, 263 p.). En Martin Rees schreef het verhelderende Over de toekomst – De vooruitzichten voor de mensheid (Thomas Rap, 2018, 215 p.). Beide natuurkundigen uiten – elk op eigen wijze maar toch vrij gelijklopend – hun zowel positieve als bezorgde visie over de toekomst van de mens (artificiële intelligentie!), van de planeet (klimaatverandering!) en van onze plaats in het heelal. Als we hiermee niet wat aan de waan van de dag kunnen ontsnappen, waarmee dan wel?

 

Onze partners