Deze bijdrage loodst zelfstandige journalisten door de belastingaangifte 2021 en focust op fiscaliteit eigen aan het journalistenberoep. Op het einde komt ook specifieke info aan bod voor journalisten in bijberoep en voor wie occasioneel bijverdient in de journalistiek. Lees dit artikel samen met belastinggidsen van kranten, Test-Aankoop of andere spelers. Denk eraan dat je de fiscus ook dit jaar vooral online of telefonisch om uitleg moet vragen, de infocenters en kantoren zijn op dit moment gesloten voor het publiek. Charlotte Michils, juridisch adviseur VVJ/AVBB Download dit artikel in pdf. (Foto: Chistophe Vandercam/Vandercam/Photo News)
- Enkele deadlines op een rijtje
De papieren aangifte moet uiterlijk 30 juni bij de fiscus in de bus vallen. Wie online indient via tax-on-web krijgt een kleine 2 weken respijt en tikt ten laatste 15 juli 2021 op de verzendknop. Online indienen heeft het voordeel dat je tot de deadline nog één keer kunt corrigeren, ook al heb je je aangifte al ingediend. De deadline voor aangifte via een mandataris (boekhouder, accountant, belastingconsulent, …) is 21 oktober 2021. Wie vorig jaar indiende via Tax-on-web, zal dit jaar geen papieren formulier ontvangen. Hetzelfde geldt voor wie een beroep deed op een mandataris, op voorwaarde dat dit mandaat nog altijd loopt. De aangiftes tellen dit jaar fors meer codes (de Vlaamse 18 en de Brusselse 20). Bijna alle nieuwe rubrieken en codes hangen samen met de federale en gewestelijke coronamaatregelen die vorige jaar werden ingevoerd. Voorbeelden van nieuwe codes zijn die voor federale belastingvermindering voor bedrijven met omzetverlies door corona.
- Zelfstandige journalisten en hun belastingaangifte: beroepsinkomsten, beroepskosten, inkomsten uit auteursrechten en belastingverminderingen
Een zelfstandige en iedereen die diverse inkomsten heeft uit occasionele verrichtingen, geeft de beroepsinkomsten en -kosten aan in deel 2 van de belastingaangifte. 2.1 Beroepsinkomsten en -kosten Inkomsten uit je journalistieke activiteit geef je aan in vak XVIII. Deze inkomsten, baten genoemd, vul je in bij nr. 650. Als je je werkelijk gemaakte beroepskosten wil aangeven, vermeld je het totaalbedrag bij nr. 657. Als je opteert voor het kostenforfait, dan vul je niks in. Je kiest natuurlijk wat voor jou het voordeligst is: de forfaitaire beroepskosten of de werkelijke beroepskosten. Voor beoefenaars van vrije beroepen worden de forfaitaire beroepskosten berekend op het bruto bedrag van de baten (na afhouding van de RSVZ-bijdragen). In 2020 viel een grote groep van freelancejournalisten terug op federale en / of regionale steunmaatregelen. Belangrijk om te weten is dat die maatregelen fiscaal verschillend worden behandeld. We onderscheiden 3 situaties. (1) Wat de federale uitkeringen betreft, zijn er twee belastingregimes van toepassing. Zo worden het COVID-19-crisisoverbruggingsrecht en het crisisoverbruggingsrecht quarantaine belast tegen een afzonderlijk tarief van 16,5%. Deze vergoedingen zijn maar afzonderlijk belastbaar voor zover ze niet meer bedragen dan de belastbare nettobaten verkregen in de periode 2016-2019. In de mate dat ze de belastbare nettobaten van die vier jaren overschrijden, zijn ze belastbaar tegen de progressieve aanslagtarieven. Deze vergoedingen vul je in als volgt in deel 2 van de belastingaangifte, vak XVIII:
- Bij nr. 655: het bedrag tot de referentiegrens (vergoedingen die afzonderlijk belastbaar zijn tegen 16,5 %).
- Bij nr. 661: het surplus dat deze referentiegrens overschrijdt (vergoedingen die gezamenlijk belastbaar zijn).
Voorbeeld: In 2020 ontving je 20.000 euro aan covid-19-crisisoverbruggingsrecht. De som van de belastbare nettobaten van de jaren 2016 tot en met 2019 bedraagt 15.000 euro. Het crisisoverbruggingsrecht is afzonderlijk belastbaar voor een bedrag van 15.000 euro. Het saldo van 5.000 euro is gezamenlijk belastbaar als baten. In vak XVIII van deel 2 van de aangifte in de personenbelasting (aanslagjaar 2021) moet dan het volgende vermeld worden:
- Bij nr. 655: 15.000 euro.
- Bij nr. 661: 5.000 euro.
(2) Anders wordt het in het geval van het klassieke overbruggingsrecht, het crisisoverbruggingsrecht kindzorg en het heropstartoverbruggingsrecht: die worden belast als vervangingsinkomen tegen de normale progressieve tarieven en dien je in te vullen bij nr. 271 in deel 1 van de belastingaangifte, vak IV, rubriek D. (3) En niet alleen de federale overheid kwam over de brug met steun. Ook de deelstaten, provincies en gemeentes voorzagen in allerlei premies (Vlaamse extra-compensatiepremie t.w.v. 3.000 euro van VLAIO, het Vlaams Beschermingsmechanisme voor ondernemingen met omzetverlies tijdens het laatste kwartaal van 2020, de Brusselse premie van 4.000 euro). Deze premies zijn niet belastbaar in de personenbelasting[1] en moeten niet worden aangegeven in de personenbelasting[2]. Na aftrek van beroepskosten verkrijg je het netto belastbare inkomen waar de fiscus vervolgens een belastingtarief op toepast, afhankelijk van de inkomensschijf (25% à 50%) waar je beroepsinkomen onder valt.
- Het kostenforfait in de belastingaangifte 2021 (inkomsten 2020):
Inkomstenschijf | Kostenforfait |
< € 6.210 | 28,70% (€ 1. 782,27) |
€ 6. 210 tot € 12.330 | 10% (max. € 612) |
€ 12.330 tot € 20.530 | 5% (max. € 410) |
> € 20.530 tot € 70.054,17 | 3% (max. 1.485,73) |
In totaal kun je volgens dit systeem dus € 4.290 aftrekken.
- Je kiest voor het systeem van de werkelijke beroepskosten
Om in aanmerking te komen voor de belastingaftrek, moeten de uitgaven aan drie voorwaarden voldoen. Ze moeten rechtstreeks voortvloeien uit je beroep, je moet ze betaald hebben in 2020 en je moet ze kunnen bewijzen. Hierna gaan we in op de vijf belangrijkste categorieën van aftrekbare beroepsuitgaven voor journalisten.
- sociale bijdragen
Sociale bijdragen zijn volledig aftrekbaar. Hetzelfde geldt voor VAPZ-bijdragen (Vrij Aanvullend Pensioen voor Zelfstandigen), een interessante spaarformule om je pensioen als zelfstandige op te krikken. Zijn geen aftrekbare beroepskost: bijdragen voor de Vlaamse Zorgverzekering en, sinds 1 januari 2020, wettelijke verhogingen van je sociale bijdragen als zelfstandige. Dat laatste wordt je aangerekend wanneer je je bijdragen niet tijdig betaalt of wanneer blijkt dat je ten onrechte verminderde voorlopige bijdragen betaalde.
- huisvesting
Kosten verbonden aan het beroepsmatig gebruik van een onroerend goed mag je beschouwen als beroepskosten. Voorbeelden zijn: huur en huurlasten / afschrijving eigendom, verwarming, elektriciteit, gas en water, verzekering gebouw plus inhoud, loon en loonkosten poetshulp en onderhoudsproducten, inrichtingskosten gebouwen (te spreiden over verschillende jaren), kosten voor herstellingen, onroerende voorheffing, intresten op lening aankoop gebouw. Voor specifieke beveiligingskosten is er een verhoogde aftrek van 120% voor zelfstandigen en vrije beroepen. Als je slechts een gedeelte van je vestiging beroepsmatig gebruikt, dan moet je een opdeling van de benutte ruimte maken. Kosten met betrekking tot het beroepsgedeelte kun je aftrekken, die met betrekking tot het privégedeelte niet. Voor gemengde kosten moet je zelf de verhouding tussen beroep en privé moeten bepalen. Daarover kun je altijd een akkoord sluiten met je controleur. Ook de leningskosten bij hypothecaire lening zijn fiscaal aftrekbaar. De interest die je kunt boeken als kost, bepaal je volgens deze formule: Betaalde intresten hypothecaire lening x percentage voor beroepsgebruik
- mobiliteit
Auto Intresten op een autolening, mobilofoonkosten en kosten voor de installatie van een elektrisch laadpunt thuis mag je voor 100% inbrengen, brandstofkosten voor slechts 75 procent. Voor alle andere autokosten hangt het aftrekpercentage af van de CO2-uitstoot van je auto. Het schommelt tussen 50% en 100% (de 120%-aftrek voor zuiver elektrische auto’s werd afgeschaft en vervangen door een 100%-aftrek). Voor auto’s aangekocht vóór 1 januari 2018 is er een minimumaftrek van 75 procent (tenzij de CO2-uitstoot 200 gram of meer bedraagt). 'Aangekocht' betekent dat er een gedateerde en getekende bestelbon is opgemaakt of dat er een leasingcontract is afgesloten. Je moet altijd een opsplitsing maken tussen het professioneel en het privégebruik van de auto. Openbaar vervoer Openbaar vervoer (abonnementen en losse tickets) is voor 100% aftrekbaar als beroepskosten. Fiets De fiets (zowel de gewone als de elektrische fiets en de speed pedelecs) is voor 100% fiscaal aftrekbaar, zowel voor de aankoop van de fiets zelf (gespreid over drie, doorgaans vijf jaar) als voor de kosten van onderhoud en herstelling. Het fiscaal voordeel wordt bovendien uitgebreid naar gekoppelde uitgaven zoals de kostprijs voor een helm, slot, fietskleding en (hand)schoenen, de plaatsing van een fietsenstalling.
- diverse beroepskosten
Volledig aftrekbare kosten zijn:
- telefoon- en internet.
- bureau- en kantoorbenodigdheden.
- honoraria van een fiscaal adviseur, boekhouder, accountant of advocaat.
- opleidingen, studiereizen, buitenlandse congressen en seminaries op voorwaarde dat ze verband houden met de huidige beroepsactiviteit.
- premies gewaarborgd inkomen, premies voor de nieuwe VVJ-groepsverzekering beroepsaansprakelijkheid[3]…
- VVJ-lidmaatschap.
Belastingen zijn niet aftrekbaar, maar op deze regel bestaan uitzonderingen. Voor zover het om beroepsgebruik gaat, zijn volgende belastingen wel aftrekbaar:
- verkeersbelasting en belasting op inverkeerstelling (voor personenwagens te beperken naargelang de CO2-uitstoot)
- onroerende voorheffing van een (deel van een) onroerend goed dat beroepsmatig wordt gebruikt (zie hoger)
- provinciale en gemeentelijke belastingen op bedrijven en energiegebruik
- het eurovignet
- de niet als voorbelasting aftrekbare btw m.b.t. beroepsmatige goederen en diensten. Weet wel dat journalisten vallen onder de btw-vrijstelling van artikel 44, §3, 3° van het btw-wetboek.
- afschrijvingen
Heel wat investeringen en aankopen mag je niet volledig als kosten aftrekken, maar moet je spreiden naargelang de economische levensduurte van het goed. Het gaat om grote investeringen die jarenlang meegaan. Denk aan een auto en een computer. Een auto wordt doorgaans op vijf jaar afgeschreven, zodat je dus jaarlijks 20% van de beroepskost inbrengt. Voor een computer, software, smartphone of meubilair past men een jaarlijks afschrijvingspercentage van 33% per jaar toe, voor een kantoorgebouw 3%. Raadpleeg je boekhouder voor meer info. Belastingtarieven Na aftrek van de beroepskosten past de fiscus op het netto-belastbare inkomen een belastingtarief toe dat afhangt van de hoogte van je netto-belastbare inkomen. Zo wordt een inkomen onder de grens van € 13.440 belast aan 25%, de schijf tussen € 13.440 en € 23.720 aan 40% en zo verder. Het totale belastingbedrag is dan de som van de belastingen te betalen voor elke schijf. Belastingschijven voor aanslagjaar 2021, inkomstenjaar 2020
Belastbaar inkomen | Basisbelasting |
< € 13.440 | 25% |
€ 13.440 tot € 23.720 | 40% |
€ 23.720 tot € 41.060 | 45% |
> € 41.060 | 50% |
Dat belastingbedrag wordt vervolgens verminderd met een belastingvrije som (€ 8.990 of meer, afhankelijk van variabelen als kinderen ten laste, alleenstaand ouderschap en zo meer). Het resultaat is de belasting die je werkelijk moet betalen. Een specifiek geval: de student-zelfstandige Als student-ondernemer moet je geen belastingen betalen als je totale inkomsten onder de belastingvrije som liggen. Voor het inkomstenjaar 2020 (aanslagjaar 2021) is dat € 8.990. Verdien je meer dan € 8.990, dan betaal je enkel belastingen op je inkomsten boven de grens van € 8.990. 2.2 Vergoeding voor de overdracht van auteursrechten Journalisten die auteursrechtelijk beschermd werk maken waarvan de auteursrechten worden overgedragen aan nieuwsmedia, komen in aanmerking om te worden vergoed in auteursrechten. De fiscus beschouwt de vergoeding voor de overdracht van auteursrechten tot € 62.090 als roerende inkomsten. Het bedrag boven die grens krijgt de kwalificatie van beroepsinkomsten en wordt belast tegen het progressieve belastingtarief (zie hoger). In de praktijk zijn het vooral zelfstandige journalisten die aanspraak maken op een auteursvergoeding, maar in theorie kunnen ook loontrekkenden een auteursvergoeding krijgen. In het laatste geval moet je de auteursvergoeding aangeven bij nr. 250 (deel 1, vak IV, rubriek A) en de roerende voorheffing die de werkgever afhoudt van het bedrag en doorgestort naar de fiscus, onder rubriek M, bij nr. 299. In het kader van een zelfstandige samenwerking geef je de verdiende auteursrechten aan in rubriek D (deel 1, vak VII). Bruto-inkomsten uit auteursrechten vermeld je in deel 1, vak VII, rubriek D, bij nr. 117, forfaitaire of werkelijke kosten bij nr. 118 en de ingehouden roerende voorheffing bij nr. 119. Je bent sowieso verplicht om inkomsten uit auteursrechten aan te geven, ook al stortte de opdrachtgever de roerende voorheffing keurig door naar de fiscus. De roerende voorheffing wordt berekend op het brutobedrag, na aftrek van de forfaitaire kosten die op deze inkomsten van toepassing zijn. Voor het inkomstenjaar 2021 (aanslagjaar 2020)
Auteursrechten | Forfaitaire kosten | Belastbaar | Roerende voorheffing |
€ 0 – € 16.560 | 50% | 8.280 | 15% (= € 1.242) |
€ 16.560 – € 33.110 | 25% | 12.412,5 | 15 % (= € 1.861,88) |
€ 33.110 – € 62.090 | 0 % | 28.980 | 15% (= € 4.347) |
> € 62.090 | Géén roerende voorheffing, progressieve inkomstenbelasting (tussen 25 en 50%) |
2.3 Belastingverminderingen en de rechtsbijstandsverzekering Belastingverminderingen zijn uitgaven die worden afgetrokken van de belastingen die je moet betalen. De lijst is lang, hier focussen we enkel op de rechtsbijstandsverzekering. Aangezien het om een federale belastingvermindering gaat, begint het nummer ervan in de aangifte met een 1 (een 2 in de rechterkolom). Een rechtsbijstandsverzekeraar neemt het op voor je wanneer een gebeurtenis aanleiding heeft gegeven tot een situatie waardoor je schade hebt geleden of schade hebt veroorzaakt. Je kunt erbij terecht om informatie in te winnen over je rechten. Daarnaast neemt een rechtsbijstandsverzekering de kosten van de verdediging op zich, ongeacht of je nu in het gelijk wordt gesteld of niet. Niet onbelangrijk want de kosten van een juridisch geschil kunnen aardig oplopen. Sinds 2019 geeft je rechtsbijstandsverzekering recht op belastingvermindering. Niet om het even welke rechtsbijstandsverzekering evenwel. Zo moet het gaan om een aparte polis voor rechtsbijstand (geen rechtsbijstandsverzekering gekoppeld aan een andere verzekering dus) en moet je gedekt zijn tot minstens € 13.000 in burgerlijke zaken, € 13.500 in strafzaken en € 6.750 in bouwgeschillen. Daarnaast krijg je enkel een belastingvoordeel voor de premies gestort van 1 september tot en met 31 december 2019, met een maximum van € 310 (zelfde bedrag als in 2019). De premies geven recht op een belastingvermindering van 40 procent, wat het maximale voordeel op € 124 brengt. Tot slot mag je de premie niet tegelijk aftrekken als beroepskosten. Het concrete premiebedrag vind je op het fiscaal attest van de verzekeraar en vul je in bij nr. 344 (deel 1, vak X, II, rubriek I).
- Journalistiek als bijverdienste
3.1 Inkomsten uit occasionele prestaties Van occasionele prestaties is sprake als ze geen verband houden met je beroepsactiviteit en geen regelmaat vertonen. Denk aan een docent die heel af en toe een stuk schrijft voor een krant. De fiscus bekijkt dergelijke prestaties geval per geval. Hij heeft daarbij niet het laatste woord, een meningsverschil kun je voorleggen aan de rechter. Als je niet voldoet aan de voorwaarden, dringt zich een ander statuut op, zoals dat van zelfstandige in bijberoep. In het verleden werd een journalist die af en toe opdrachten deed voor een andere uitgever, teruggefloten omdat die prestaties duidelijk verband hielden met zijn beroepsactiviteit. Ook wanneer de prestaties te regelmatig worden, dreigt dat verdict. Inkomsten uit occasionele verrichtingen geef je aan in deel 2 (Diverse inkomsten), vak XV, bij nr. 200 (rubriek B.2.b). Heb je kosten gemaakt bij het leveren van deze prestatie, dan vul je het totaalbedrag daarvan in bij nr. 201. Belangrijk is dat je alle bewijsstukken bewaart. Wie voldoet aan de voorwaarden van occasionele prestaties, doet daar zeker zijn voordeel mee, want de netto-inkomsten worden belast aan 33%. 3.2 Inkomsten als zelfstandige in bijberoep Als prestaties niet langer occasioneel zijn, dan beschouwt de fiscus de inkomsten eruit als beroepsinkomsten. Dat is ook zo als je aanzienlijke investeringen of financieringen doet. Deze beroepsinkomsten worden dan geteld bij je andere beroepsinkomsten. Vul in vak XIV alvast de aard van je bijberoep in en je ondernemingsnummer. Inkomsten uit journalistieke activiteiten geef je aan in vak XVIII. Deze inkomsten, baten genoemd, vul je in bij nr. 668. Als je kosten hebt gemaakt, vermeld je het totaalbedrag bij nr. 657 (cf. werkelijke beroepskosten). Als je opteert voor het kostenforfait, dan vul je niks in. Ook bij sociale bijdragen (nr. 656) hoef je niks te vermelden, als journalist in bijberoep geniet je immers een wettelijke vrijstelling. Hou ook rekening met de mogelijkheid je auteursrechtelijke vergoedingen aan te geven onder dat specifieke, voordelige fiscale statuut (zie hoger). Vragen i.v.m. de belastingaangifte? Mail naar Charlotte Michils of Pol Deltour via info@journalist.be. Deze bijdrage werd met de grootst mogelijke zorg gemaakt. Laat evenwel niet na eventuele onvolkomenheden te melden op info@journalist.be. [1] De logische voorwaarde is wel dat de vergoedingen zijn betaald of toegekend tussen 15 mei 2020 en 31 december 2020. Meer info: Circulaire 2020/C/130 over de vrijstelling van vergoedingen van gewesten, gemeenschappen, provincies of gemeenten ingevolge COVID-19. [2] Cf. mailcorrespondentie d.d. 21 april 2021 met FOD Financiën. [3] Meer info over de nieuwe VVJ-groepsverzekering burgerlijke aansprakelijkheid beroep en uitbating vind je hier.