Vlaamse journalisten blijven kwetsbaar voor burn-out
Eerst het goede nieuws: Vlaamse journalisten getuigen van een opmerkelijke bevlogenheid: ruim de helft scoort hoog tot zeer hoog op dit punt. Tegelijk kampt bijna 1 op de 3 met een burn-out of het risico daarop. Beide cijfers liggen hoger dan bij andere beroepsgroepen.
Pol Deltour
Een en ander blijkt uit een onderzoek naar de werkbeleving van Vlaamse journalisten, op verzoek van VVJ Academy uitgevoerd door de Leuvense psychologiestudenten Katoo Elskens en Fien Rönne. Professor Hans De Witte, hoogleraar arbeidspsychologie aan de KULeuven, begeleidde het project. Hij voerde in 2009 al een gelijksoortig onderzoek uit. Elskens en Rönne bevroegen in de maanden maart en april alle VVJ-leden, en dat leverde met een respons van zowat 320 antwoorden of 18 % een representatieve uitkomst op.
Eerste vaststelling: de hoge bevlogenheid van Vlaamse journalisten voor hun vak. 58 % laat weten het werk positief tot zeer positief te beleven, wat zich uit in een sterke betrokkenheid, passie en veel energie. Dat is een aanzienlijk hogere score dan de gemiddelde werknemer haalt. Het cijfer steekt bovendien positief af tegen de 29 % journalisten die getuigen van burn-outklachten of een risico daarop.
Niettemin is ook dat laatste een opvallend hoog cijfer, zeker in vergelijking met andere beroepsgroepen. 14 % van de Vlaamse journalisten blijkt zich in de ‘oranje zone’ te bevinden: bij hen sluimert een potentieel risico op burn-out, zij ervaren soms een te hoge vermoeidheid. Ter vergelijking: voor alle beroepsgroepen samen ligt dat percentage op 9,5 %.
Rode zone
Ronduit ‘alarmerend’ vinden de Leuvense onderzoekers het aantal journalisten dat zich in de ‘rode zone’ bevindt: 15 %. Bij hen overheersen uitputting en overweldiging, wat wijst op een reële burn-out. In de brede samenleving ligt dat aantal op 7,6 %. In de ‘groene zone’ zitten 71 % van de Vlaamse journalisten. Voor hen is er geen sprake van burn-out of een risico daarop.
Professor Hans De Witte: ‘De hoge bevlogenheidsscore is zeker goed nieuws. Zoals bij de totale bevolking zien we bovendien dat de bevlogenheid het haalt op burn-outklachten. Het belet niet dat relatief veel journalisten kwetsbaar zijn voor burn-out. Dat blijft dus een aandachtspunt.’
Eerder onderzoek van professor Hans De Witte in 2009 liet al gelijklopende resultaten zien. Ook al verschilde de meetmethode enigszins, ook toen getuigden journalisten van zowel een hoge bevlogenheid als een hoge burn-outscore, zeker in vergelijking met de rest van de werkende bevolking. 21 % vertoonde toen een verhoogd burn-outrisico en 10 % getuigde van een klinische burn-out. Ondanks de goede bedoelingen die toentertijd her en der werden geuit, lijkt er dus niet meteen veel veranderd aan de werkbelevingssituatie van de Vlaamse journalist.
(Geen) kinderen
Elskens en Rönne zochten ook naar de persoonskenmerken van journalisten die getuigen van een burn-out of het risico daarop. Dat blijken iets meer vrouwen dan mannen te zijn. Opmerkelijk is dat journalisten zonder kinderen iets kwetsbaarder blijken dan anderen; het minst kwetsbaar zijn journalisten met 1 of 2 kinderen. Qua leeftijd vertoont de leeftijdsgroep tussen 30 en 40 jaar het meeste risico; die van de 50-plussers het minste.
Onderzoek van de bevlogen journalisten toont een spiegelbeeld: dat blijken veeleer mannen te zijn. Ook zelfstandige journalisten scoren hoog op bevlogenheid, meer dan hun collega’s in loondienst dat doen.
Welke werkkenmerken spelen een rol? Als factoren voor burn-out noteren de vorsers onzekerheid over het behoud van de job, onzekerheid over de inhoud en condities van het werk, onduidelijk omschreven taken (rolambiguïteit), rolconflicten en werkdruk. De groep journalisten die het meest kwetsbaar is voor burn-out werkt tussen 40 en 44 uren per week. Diezelfde factoren reduceren de bevlogenheid.
Bevorderend voor de bevlogenheid – en temperend voor (het risico op) burn-out – blijken dan weer de sociale steun van leidinggevenden, de mogelijkheid van inspraak en de werkautonomie te zijn. Ook vaardigheidsbenutting en afwisseling in het werk spelen een belangrijke rol.
Techno-stress
De Leuvense psychologen bekeken in het bijzonder de rol van technologie voor de werkbeleving van Vlaamse journalisten. Techno-stress is een groeiende bezorgdheid, en dat zal in AI-tijden niet verminderen. Het fenomeen kent ook diverse gedaanten, van jobbedreigende techno-onzekerheid over techno-overlading en techno-invasie tot techno-complexiteit en techno-onduidelijkheid.
Ruim de helft van de Vlaamse journalisten (55 %) geeft tekenen van techno-overlading, zo blijkt. Daarmee geven ze aan dat ICT hen harder en langer doet werken. Nog eens zoveel (56 %) getuigen van techno-onduidelijkheid: continue veranderingen en updates in de ICT die een ongemakkelijk gevoel van onzekerheid geven.
Minder journalisten (24 %) zeggen te lijden onder techno-complexiteit en het bijbehorende gevoel van incompetentie. Ook van techno-invasie, of het voortdurend moeten verbonden zijn, heeft slechts een minderheid (12 %) last. Nog minder journalisten (6 %) getuigen van techno-onzekerheid, of het dreigende gevoel dat nieuwe technologie of beter opgeleide ICT-werkers hun werk zullen overnemen.
De bevindingen lopen in elk geval gelijk met een ander pas gepubliceerd onderzoek over techno-stress. Dat gaat uit van IDEWE, een organisatie voor onderzoek naar en de verbetering van de veiligheid en gezondheid op het werk. Volgens hun bevindingen kampt een op de vijf werknemers met techno-onzekerheid en een op de zeven met techno-complexiteit.
De onderzoekers pleiten er hoe dan ook voor hun bevindingen ernstig te nemen. Al was het maar omdat burn-out ook het absenteïsme op de werkvloer bevordert. ‘In een snel veranderend technologisch medialandschap zijn deze inzichten van onschatbare waarde om het welzijn van journalisten te beschermen en hun bevlogenheid te stimuleren.’
Katoo Elskens, Fien Rönne en Prof. Dr. Hans De Witte, De werkbeleving van Vlaamse journalisten
Onderzoek WERKBELEVING VL JNL - Prof Hans De Witte Katoo Elskens Fien Rönne - nov 2023.pdf