Overslaan en naar de inhoud gaan

STAND VAN DE PERSVRIJHEID ANNO 2007

WETTELIJKE VRIJHEID EN EEN BLOEIENDE MARKT

Het is altijd een beetje uitkijken als er verkiezingen komen, omdat politici dan de neiging vertonen allerlei artikelen uit de Grondwet ter discussie te stellen. Maar ook dit keer dreigt er geen gevaar voor de vrije informatiestroom: de persvrijheid, verankerd in artikel 25 van de Grondwet, staat als een huis.
Het resultaat is dat dit land al bij al een bloeiende mediasector heeft, met zowel kwaliteitskranten als populaire bladen, met een sterke openbare omroep en commerciële zenders, en met een almaar groeiend aanbod van internetnieuws.
Belangrijk is dat alle klassieke mediagroepen intussen zelf de mogelijkheden van de nieuwe technologieën zijn gaan inzien en benutten. Internet & Co. als aanvulling op hun eigen mogelijkheden, in plaats van als bedreiging. Peter Vandermeersch van De Standaard gewaagt in dat verband van 0-1-7-nieuws, naargelang het om berichten gaat die iedereen heeft en de dag zelf op de website moeten, om berichten die een dag kunnen ingehouden worden en de papieren krant ingaan, of om informatie die thuishoort in het weekendmagazine van de krant. Het nieuwsaanbod is vandaag ongezien groot, zoveel is zeker. En daar vaart de nieuwsconsument alleen maar beter bij.

COMMERCIELE DRUK OP PLURALISME EN KWALITEIT

Toch staan de grote mediagroepen onder druk. Zo vallen voor de kranten sterk dalende reclamecijfers te noteren (er is sprake van min 15 of zelfs min 25 procent in 2006). Ook de verkoopcijfers dalen, zij het niet spectaculair, maar toch zonder gecompenseerd te worden door inkomsten uit de ‘nieuwe media’.
Dat dreigt tot nieuwe saneringen te leiden, die onvermijdelijk gaan wegen op de kwaliteit van het nieuwsproduct. Uitgevers en omroepdirecties gaan in dat verband ook steeds meer concentraties aan, zowel met andere mediabedrijven als intern. Dit brengt dan weer het pluralisme in het klassieke mediabestel in het gedrang.
De vraag die zich hierbij stelt is of de nieuwsmedia een business zijn als elke andere, of toch maar een maatschappelijke sector vertegenwoordigen met een specifieke, ook democratische rol? En mag van de ondernemers in de informatiesector niet iets méér worden verwacht dan dat ze maximaal financieel rendement nastreven voor zichzelf en hun aandeelhouders? Ja dus, en dat veronderstelt, behalve ethisch ondernemen, dat in alle mediabedrijven eindelijk werk wordt gemaakt van performante redactiestatuten die de onafhankelijkheid van de redacties vrijwaren.

STATUUT BEROEPSJOURNALIST PERFORMANTER DAN OOIT

In deze tijden, nu elke mens zich GSM- of bloggewijs tot ‘journalist’ kan promoveren, bewijst de Belgische wet van 30 december 1963 op de erkenning van beroepsjournalisten meer dan ooit haar nut.
De wet laat de mediasector zelf toe – in de vorm van een Erkenningscommissie – om uit te maken wie de titel van ‘beroepsjournalist’ kan voeren. De (wettelijk vastgelegde) toekenningscriteria zijn dat men professioneel journalistiek actief moet zijn voor een algemeen nieuwsmedium en dat dit werk niet wordt gecombineerd met een mercantiele nevenactiviteit (kwestie van te waken over de onafhankelijkheid van de beroepsjournalist). Aan deze erkende beroepsjournalisten verstrekt de overheid vervolgens een officiële perskaart – die niet enkel in overheidsmilieus maar even goed in private omgevingen almaar meer als toegangsbewijs of selectiemiddel wordt gebruikt.
Het Belgische erkenningssysteem voor beroepsjournalisten komt aldus neer op een even originele als performante wijze om de nieuwsbusiness in een samenleving te organiseren. Wat niet wegneemt dat de wet van 1963 hier en daar wat kan worden opgefrist. Een opgave voor het nieuwe parlement?

ARBEIDSSITUATIE ZET TE VEEL JOURNALISTEN ONDER DRUK

Minder goed is het gesteld met de loon- en arbeidsvoorwaarden van journalisten. De strak-economische focus van veel mediamanagers leidt ertoe dat veel journalisten zich te snel overwerkt en onderbetaald gaan voelen. Een journalist, zo bevestigde wetenschappelijk onderzoek, blijft ten onzent gemiddeld elf jaar in het vak. Daarna worden betere oorden opgezocht.
De CAO’s in de mediabedrijven vallen tot op zekere hoogte nog mee, maar het gros van de freelance journalisten (en dat is een kwart van de erkende beroepsjournalisten) maakt harde tijden mee. De VVJ legde de vinger al eerder op de wonde, momenteel voert de AJP onder het motto Pigiste pas Pigeon een opgemerkte sensibiliseringscampagne richting overheid. Want zoveel is duidelijk: van de werkgevers valt in deze nauwelijks of niets te verwachten.
Ook hier weer de vraag: kunnen informatiemedia worden gerund als een ordinaire koekjesfabriek? Of zet de overheid – met name door een koppeling aan de perssteun – de mediamanagers ertoe aan om decente, met de VVJ/AVBB overlegde werkvoorwaarden aan te nemen voor de journalisten op hun redacties?

DE PROPAGANDISTEN RUKKEN OP

Van journalistenzijde is er altijd aangedrongen op behoorlijke werkfaciliteiten, en toegankelijke en deugdelijke woordvoerders vormen een belangrijk aspect hiervan. Maar trop is teveel. Overheden, organisaties en ondernemingen investeren almaar meer in public relations en spinning, en dat dreigt de blik van journalisten al eens te vertroebelen. Desinformatie en manipulatie van de publieke opinie zijn het gevolg.
Voor een stuk hebben de nieuwsmedia dat weliswaar ook aan zichzelf te wijten. De uitstoting van oudere journalisten – wegens ‘te duur’ – legt een zware hypotheek op het collectieve geheugen van redacties. En dat laat gehaaide communicatiestrategen en spindoctors des te makkelijker toe om hun gekleurde boodschappen in de nieuwskolommen en programma’s te krijgen.
Sommige mediadirecties gaan ook wel zeer ver in de uitverkoop van hun nieuwsproducten aan commerciële entiteiten. De lijn tussen informatie en propaganda wordt dan flinterdun. Moet het persagentschap Belga, bijvoorbeeld, zonodig ook bedrijfsfilmpjes gaan maken? Het zijn allemaal extra redenen om te zorgen voor behoorlijke redactie- en journalistenstatuten.

DE BRONNEN ZIJN BESCHERMD (MAAR HET BLIJFT OPLETTEN)

Belgische journalisten beschikken sinds 2005 over een uitstekende wet om hun vertrouwelijke informatiebronnen te beschermen. Toch blijkt in de praktijk dat sommige onderzoeksmagistraten het knap lastig hebben om de wet na te leven. In een geval staat nagenoeg vast dat justitie het GSM-verkeer van een journalist in kaart heeft gebracht, een paar andere journalisten werden onderworpen aan meer dan forse ondervragingen over wie hen informatie bezorgde, en nog een collega werd voorwaar in verdenking gesteld voor lidmaatschap van een criminele groepering nadat hij weigerde aan een onderzoeksrechter te zeggen met wie hij contact had gehad. Er wachten Justitie dan ook nog de nodige inspanningen om alle magistraten te doordringen van het bestaan en de reikwijdte van de Bronnenwet.
Na de verkiezingen wordt het zaak de journalistieke bronnenbescherming uit te breiden tot de inlichtingendiensten. Een wetsontwerp op de onderzoeksmethoden van de Staatsveiligheid & Co. verleent in elk geval verregaande immuniteit aan beroepsjournalisten – naar het model van wat nu reeds tegenover justitie en politie geldt – maar de weg naar definitieve parlementaire goedkeuring is nog lang.

SCHADECLAIMS BEDREIGEN KRITISCHE JOURNALISTIEK

Patrick Lefevere tegen Het Laatste Nieuws: 20,5 miljoen euro. Noël Slangen tegen Knack: 4 miljoen euro. Dit jaar lijkt het jaar te worden van de megaclaims tegen de pers. Niet dat journalisten feilloos zijn, maar dergelijke vorderingen staan haaks op de uitgebalanceerde wisselwerking tussen persvrijheid en aansprakelijkheid die ons land altijd heeft gekend. Ze hebben ook iets pervers, die claims, nu de bedoeling lijkt te zijn elke kritische journalistiek de mond te snoeren. Zeker wanneer zo’n megaclaim dan ook nog eens uitgaat van de koning van spindoctors in het land, moet men zich ernstige zorgen beginnen maken.
Gelukkig maar staat in de Belgische Grondwet een artikel 150, volgens hetwelk journalisten die strafrechtelijk voor laster en dergelijke zouden worden vervolgd het recht genieten door een assisenhof (met jury!) te worden berecht. Die bescherming lijkt niet onmiddellijk te zullen worden teruggeschroefd, ook al gingen er de jongste jaren hier en daar wel stemmen op om dat toch te doen.

RAAD VOOR DE JOURNALISTIEK BEWAAKT DEONTOLOGIE

Straks, in december, vieren we 5 jaar werking van de Raad voor de Journalistiek. De Raad bewees tot dusver zijn nut en noodzaak als bewaker van de journalistieke deontologie in Vlaanderen, door de aflevering van enkele algemene richtlijnen (over embargo’s en de omgang met slachtoffers bijvoorbeeld) en tientallen uitspraken over concrete klachten. Nog meer vragen en problemen werden door de Ombudsman van de Raad, Flip Voets, minnelijk en tot algehele voldoening van de betrokkenen afgehandeld.
De Raad, een coproductie van de VVJ en de Vlaamse mediahuizen, bewijst dat de nieuwssector ten onzent wel degelijk begaan is met beroepsethiek en kwaliteit. Een interessante aanvulling zou weliswaar de oprichting van redactieraden zijn op alle redactievloeren, als platform waarop intern al deontologische kwesties kunnen worden uitgeklaard. Het kader waarin zulks kan gebeuren luistert naar de naam redactiestatuut. (foto: Bert Van Den Broucke, Photo News)

Onze partners