Overslaan en naar de inhoud gaan

Over magazines, iPads en ouderwetse journalisten

Over magazines, iPads en ouderwetse journalisten

Toen ik vijf jaar geleden aan de slag ging bij Knack was de internetrevolutie er nog een gespreksonderwerp voor nerds en IT-techneuten. De website diende vooral om abonnementen te ronselen, maar een nieuwssite voor een weekblad leek iets van een andere planeet. Zelfs voor een nieuwsmagazine.
Sterker nog. Toen ik nog bij De Morgen werkte gebeurde het soms dat journalisten die voordien bij Knack hadden gewerkt op woensdag primeurs kregen doorgespeeld van hun ex-collega's. Knack was immers al gedrukt en de redactie kon tussen twee nummers nieuwtjes met een korte houdbaarheidsdatum nergens kwijt.
Daar kwam snel verandering in toen ook Knack een nieuwssite begon te bouwen, het embryo van wat nu een heuse Roularta-newsroom is. Voortaan kon Knack de kranten verslaan op hun eigen terrein en zelfs inbreken in de 24/24-nieuwsstroom die door radio, tv en persbureaus op de voet wordt gevolgd.
Die aanpak wierp meteen vruchten af: primeurs van de Knack-redactie moesten niet worden opgespaard (of weggegeven) maar konden meteen worden ‘gelost’. Maar ook in minder nieuwsgevoelige domeinen zoals cultuur konden we meerwaarde bieden: recensies van theatervoorstellingen of concerten staan bij Knack.be 's morgens al online staan terwijl kranten pas een dag later komen.
Weekbladen zijn veel geschikter om nieuwssites uit te bouwen dan kranten. Een krant die zijn primeur weggeeft voor ze gedrukt is en in de winkel ligt, snijdt in haar eigen vlees. Een weekblad krijgt door die aanpak net veel meer weerklank. Knack is op vijf jaar tijd uitgegroeid van een blad dat vooral de reputatie had om rustig en bezadigd het kaf van het koren te scheiden ('Oordeel nooit voor woensdag') tot een blad dat het nieuws maakt ('Alleen als 't in Knack staat'). Welk nieuws? Geen instant-nieuws dat gestuurd wordt door communicatie- of reclamebureaus, PR-diensten en woordvoerders en dat copy/pastegewijs zijn weg vindt naar de nieuwssites, maar 'eigen' nieuws. Gemaakt door journalisten die bronnen checken, onderzoek verrichten, op pad gaan, off en on the record belangwekkende feiten en evoluties naar boven spitten.
Het subtiele samenspel tussen print en het internet heeft Knack een nieuwe toekomst gegeven.
Wie vorige woensdag (8 oktober 2010, nvdr) de kranten opensloeg kon – dank zij een gericht nieuwsmanagement op dinsdag – al overal de naam Knack vinden. De biecht van Danneels, een studie over het Meccano-tracé, een exclusieve mobiliteitsenquête, de visie van Karel Van Eetvelt op de preformatie.
Volop gratis reclame voor het nummer dat die dag in de winkel lag.

Cijfertjes

Toen ik hoofdredacteur van Knack werd, sloeg de schrik me om het hart. Ik wist dat de tijd voorbij was dat ik me alleen maar om mijn eigen artikel of rubriek moest bekommeren. Voortaan zou ik (samen met Rik Van Cauwelaert) ook ter verantwoording worden geroepen door de promotiedienst, de advertentiedienst, de CEO, CFO en de aandeelhouder. Een weekblad is meer dan een project, het is ook een product. Dat je moet verkopen en dat moet groeien.
Maar hoe meet je die groei? Door de verkoopcijfers of het zakencijfer in de gaten te houden? Misschien wel, maar daar heb je als hoofdredacteur steeds minder vat op. Het volstaat om de prijs van het blad te verlagen of een hippe CD of DVD gratis aan te bieden om verkoopcijfers te doen stijgen. Je kunt ook erg veel geld stoppen in dure telemarketing om abonnementen te ronselen en uiteindelijk minder geld overhouden dan met minder abonnees en minder agressieve wervingscampagnes.

Ik ging op zoek naar een andere maatstaf: de peer review zoals in de wetenschappen. Via onlinedatabanken en knipseldiensten is het perfect mogelijk om wekelijks de weerklank te meten die je blad krijgt. Ik vind het heerlijk dat onze concurrenten verplicht zijn om berichten uit Knack over te nemen omdat ze incontournable zijn. Iets mooiers kan je als journalist moeilijk bereiken. Vergelijk het met Coca Cola dat een compliment krijgt van Pepsi.
Welnu, Knack wordt nu vier tot vijf keer meer geciteerd dan vroeger: zowel in de gedrukte, de audiovisuele als de online-pers. Gemiddeld meer dan 60 keer per week. En wanneer we het DNA van Hitler kraken, een paar honderd keer tot in The Times of London toe.
Sinds de oprichting van de nieuwssite, de bijhorende nieuwsbrief en met een gericht nieuwsmanagement is Knack bijna niet uit de andere media te branden. Op die manier krijgt het nieuwsmerk 'Knack' steeds meer vorm en (vooral) steeds meer geloofwaardigheid.

En laat dat nu precies het hoogste goed zijn van elk nieuwsmedium. Niet alleen van een kwaliteitsmedium trouwens. Een roddelblad dat een paar keer de verkeerde buitenechtelijke relatie van een BV meldt aan zijn lezers, zal op termijn ook terrein verliezen.
Om geloofwaardige journalistiek te brengen zijn er geen twintig strategieën. Evenmin als er twintig manieren zijn om brood te bakken of met bakstenen te metselen. Journalistiek is een métier dat stoelt op nieuwsgierigheid, terughoudendheid, check en double check en maatschappelijke betrokkenheid. Journalisten zijn een mysterieuze kruising tussen speurders, schrijvers, biechtvaders (of – moeders, als dat zou kunnen) en (ik geef toe) politici. Journalistiek is per definitie een politieke bezigheid. Journalistiek is de vierde macht die de basisvoorwaarde is voor het goed functioneren van de andere machten. Zonder het vrij verkeer van informatie, de opinie- en consensusvorming en (zeker ook) de controle van de res publica door de journalistiek, kan een democratie niet overleven. Het hoeft dan ook niet te verbazen dat journalisten in totalitaire of zelfs semitotalitaire regimes het eerst worden aangepakt.
De vraag is natuurlijk of de journalistiek het er zo goed vanaf brengt.

Commercie

Sinds de jaren negentig heeft de verzuiling van de pers plaats gemaakt voor commercialisering. Het journalistieke project van een publicatie is ondergeschikt gemaakt aan het product. De verliezen worden niet meer bijgepast door de zuil of bevriende ondernemers. Ideologische profielen zijn fors vervaagd en media die zich kwaliteitsmedia noemen, gebruiken steeds meer technieken van de populaire pers om hun verkoopcijfers op te krikken. Redacties werden weliswaar niet kleiner, maar kranten werden wel dikker en gevarieerder. En ook mooier en vlotter leesbaar, geef ik toe.
Een krant is nu veel meer dan een 'gazet' of een 'dagblad voor 'staatkundige belangen'. Ze is ook een economisch nicheblad, een literair tijdschrift, een cultuurtijdschrift een culinair- en een reistijdschrift en een lifestyleblad.
Kranten lijken vooral meer op weekbladen sinds ze de nadruk leggen op hun weekendedities. Waarom? Omdat onderzoek aantoont dat mensen vooral in het weekeinde tijd hebben om te lezen.
Het vermaledijde toverwoord is al een tijdje 'lezersvriendelijke' journalistiek. Wij schrijven wat u wilt lezen. En nu is het natuurlijk niet onverstandig om een blad zo 'leesvriendelijk' te maken als mogelijk, maar dat mag niet betekenen dat de lezer de maat van alle dingen wordt. Vergelijk het met de politiek; als die alleen nog maar de kiezer en niet de res publica voor ogen heeft, begeeft hij zich op een heilloos pad. Dat van het populisme.
Je verkoopt geen krant of weekblad zoals je bier of cola verkoopt. Het is niet door aan de lezer te vragen wat hij in zijn krant wil lezen, dat je goeie en relevante kranten maakt. Een redactie moet nog altijd de pretentie hebben dat ze de lezer informatie aanreikt die hij MOET weten. Waarom? Omdat ze ons allen aanbelangt. Omdat ze essentieel is om als bewuste burger in de wereld te staan. Zo mag de financieringswet saaie en taaie kost zijn. Toch blijkt nu dat we er niet naast kunnen kijken. En dan ben ik blij dat Knack dit thema al een jaar geleden helemaal bovenaan de politieke agenda heeft geplaatst.
Mag een krant dan geen ‘leuke’ dingen doen? Natuurlijk wel, maar als de slinger doorslaat naar het ‘leuke’, verliest ze elke relevantie.

Een tijdje geleden publiceerde het Rekenhof een rapport waarin de financiering van de Justitiepaleizen in Gent en Antwerpen op de korrel werd genomen. De overheid zou zwaar geblunderd hebben en zou de kostprijs ongecontroleerd uit de pan hebben laten swingen. Op een debat in Kasterlee kreeg de bevoegde minister Inge Vervotte voor de voeten geworpen dat dit een schande is. Ze antwoordde dat de verantwoordelijkheid bij haar voorganger ligt. Op de vraag hoe het zo ver was kunnen komen, antwoordde Vervotte dat ze betreurde dat geen enkel parlementslid en slechts een of twee journalisten zich ooit langer dan een uurtje met dit dossier hebben beziggehouden. Is een ingewikkeld verhaal over de regie der gebouwen, over budgetoverschrijdingen bij openbare werken en over laksheid van ambtenaren even sexy als een verhaal over een kortgerokte senatrice die een ‘night in Bankok’ doorbrengt in louche gezelschap? Neen. Maar het is wel belangrijker. En het kost een journalist even veel tijd om zich in dat onderwerp vast te bijten dan om in het duistere privéleven van deze dame te graven.

Het internet

Het internet heeft deze tendens nog versterkt. Webredacties worden bevolkt door jongens en meisjes die voor een minimumloon nieuws moeten 'managen'. Lees: sprokkelen, overschrijven en zo snel mogelijk online plaatsen. Ze komen nooit buiten. Ontmoeten nooit mensen. Bouwen geen netwerk op. Voelen nooit de hitte van de brand die ze virtueel verslaan.
Webredacteurs staan de hele dag in hun blootje. Het rendement van elk artikel op een nieuwssite kan genadeloos worden geëvalueerd door het aantal lezers te tellen. En veel lezers, betekent duurdere advertenties. Elk artikel dat minder dan een bepaald aantal 'clicks' haalt, wordt geweerd. Wedden dat een foto van Paris Hilton die zonder ondergoed uit een taxi stapt meer muisklikken (no pun intended) oplevert dan een artikel over de Regie er Gebouwen.
In de hoofden van sommige uitgevers dreigt ook het misverstand te ontstaan dat alle vormen van journalistiek inwisselbaar zijn. Iemand die 'breaking news' moet melden van een brand of het ontslag van een minister, kan sneller werken dan iemand die een gerucht moet controleren, een geheimgehouden document moet bemachtigen of een anonieme bron moet ondervragen en zijn geloofwaardigheid achterhalen. Een diepteinterview is iets anders dan een soundbite voor het journaal. En een schrijvende journalist is meestal een belabberde cameraman en al even vaak een middelmatige fotograaf. De multimediajournalist is de droom van elke uitgever. Iemand die zowel nieuws vergaart, artikels schrijft, videoclips monteert, content online plaatst als ook nog eens nadien in de praatshows met veel flair zijn eigen primeur kan becommentariëren. Zo'n journalisten bestaan, maar het zijn even witte raven als innovatieve en succesvolle uitgevers.
Een journalist die onder moordende tijdsdruk moet werken levert even slecht werk als een bakker die zijn brooddeeg niet de tijd geeft om te rijzen. En zelfs op een nieuwssite heb je vormgevers en eindredacteurs nodig.

iPad

En dan verschijnt plots de iPad ten tonele. Op deze digitale tafel van Apple worden de nieuwe tien geboden van de journalistiek gebeiteld. Plots lijken de waarzeggers die al een decennium het einde van gedrukte kranten of weekbladen voorspellen, gelijk te krijgen.
En toegegeven. De iPad is een droom. Handig, vlot leesbaar, interactief, altijd verbonden met de laatste updates. Twintig foto's bij elk artikel in plaats van eentje. Extra video-content bij een verslag van een sportwedstrijd. De integratie van het gedrukte woord en de website lijkt stilaan een feit te worden. Al is de inkt voortaan virtueel en kost het papier een paar honderd euro.

De iPad, of de andere tablets die in aantocht zijn, zouden wel eens de redding van de ouderwetse journalistiek kunnen betekenen. Daar waar de internetrevolutie journalisten steeds meer in de rol van copywriters, bandwerkers en verkleuteraars duwde, leeft de iPad bij de gratie van 'verrijking'. De 'platte' tekst zoals die in print verschijnt, dient te worden aangevuld met achtergrondinformatie (originele bronnen), video en audio, hyperlinks, archiefmateriaal en met updates. Artikels kunnen voortdurend worden aangevuld. Fouten kunnen worden rechtgezet. Informatie van goed geïnformeerde lezers kan in real time worden toegevoegd.
Ook voor vormgevers is de iPad een walhalla. De afgelopen jaren werden kranten en nieuwssites steeds meer gedegradeerd tot sjablonen. Journalisten krijgen er hun hokje dat ze mogen vullen met tekst. Tien regels is al veel. Dertig regels is véél te veel. De iPad komt pas volledig tot zijn recht met een virtueel weekblad dat weergaloos is vormgegeven.
Is dat allemaal niet te duur? Misschien wel, maar virtuele tijdschriften of kranten moeten niet gedrukt worden, niet verdeeld en niet in de brievenbus bezorgd. Iedereen kan ze downloaden waar en wanneer hij wil. Het geld dat uitgespaard wordt door het elimineren van het druk- en distributieproces, kan ten goede komen van journalisten, eindredacteurs, vormgevers, promotiediensten. Als het niet allemaal in de zakken van Apple verdwijnt...

Ik ben dus – voorlopig – een believer wanneer het gaat over de iPad-revolutie. Omdat ik geloof dat deze nieuwe drager veel soepeler, handiger, multifunctioneler en flexibeler is dan een laptop en een gsm of iPhone. Als je een digitaal weekblad niet – zoals een gedrukt weekblad – op de trein of op het strand kunt lezen, heeft het geen schijn van kans.

Papier

Zal papier dan op termijn verdwijnen? Ook dat geloof ik niet. Wel ben ik van mening dat de grens tussen krant en weekblad nog verder zal vervagen. Kranten zullen wellicht gedwongen worden om op weekdagen de drukpersen stil te leggen. In het weekeinde zullen ze (zoals The Christian Science Monitor) op papier verschijnen. Wellicht in een prestigieuzere uitgave. En zo zullen ze evolueren naar weekbladen. Vergelijk het met de weekendkrant van De Standaard. Dat is nu al een weekblad vermomd als krant. Hoe lang nog?
Media zullen 'nieuwsfabrieken' worden, waarbij de geloofwaardigheid van de titel het succes zal bepalen. De newsroom van Roularta (ontsloten via Knack.be) is meer dan een embryonaal voorbeeld van de kracht die kan worden ontwikkeld door een federatie van onafhankelijke redacties verenigd onder één koepel.
Onze dagelijkse nieuwsbrief moet op termijn een dagelijkse iPad-app worden. Daarin zal niet alleen het snelle 'gratis' nieuws vervat zitten (dat gratis zal blijven), maar ook integrale artikels uit Knack, Trends, Sport Magazine, Moneytalk, De Huisarts, Krant van West-Vlaanderen en de andere Roularta-titels. Aangevuld met video van KanaalZ.

Er kan maar op één manier geld verdiend worden met 'digitaal' nieuws en dat is door een systeem van leeskrediet in het leven te roepen. In mijn ideale wereld zie ik mensen een abonnement nemen op Knack en daarnaast voor tien, twintig of honderd euro leeskrediet kopen. Daarmee kunnen ze online artikels uit andere Roularta-publicaties lezen. Wanneer hun leeskrediet opgebruikt is, kunnen ze het aanvullen met hun kredietkaart. Zoals bij prepaid-gsm's.
Wie had ooit gedacht dat mensen bereid zouden zijn om te betalen voor een ge-smst kattebelletje naar hun lief of voor wat gekeuvel via de gsm terwijl ze wachten op de bus. Kijk eens naar de omzet van de mobiele telefoniebedrijven. Wanneer nieuwsmedia een even gebruiksvriendelijke manier vinden om mensen een paar cent te doen betalen voor aparte artikels, dan zullen de kassa\'s rinkelen als nooit tevoren.
PriceWaterhouseCoopers kwam onlangs tot dezelfde conclusie en The New York Times wil het systeem binnenkort toepassen.

Dat de papieren Knack zal blijven bestaan, leidt ik af uit het succes van Knack Extra.
Deze thematische extra nummers van Knack maken voortaan integraal deel uit van het Knack-pakket. Zowat alle abonnees telden zonder morren een meerprijs van 18 euro neer om dit nieuwe zusje van Knack te adopteren. Daarmee konden we vorig jaar de financiële crisis (die de reclame-inkomsten decimeerde) het hoofd bieden. Knack kan en kon rekenen op zijn lezers, ook al wil het cliché dat nieuws gratis moet zijn.
De lezer is bereid te betalen voor kwaliteit, dat is gebleken.
Het is nooit goed om van de ene hype naar de andere te hollen. Gratis kranten zijn schitterend zolang de conjunctuur goed is en er veel geadverteerd wordt. Zoals Bill Gates in de jaren tachtig als enige rebelse hacker wist dat hij zijn software niet gratis mocht verspreiden, moeten uitgevers beseffen dat nieuws, écht nieuws, een prijs heeft. En dat de lezer bereid is om daarvoor te betalen.
De regel is simpel: nieuws dat lezers zelf kunnen vergaren (en uit dat publiek verspreide persberichten komt) moet gratis zijn. Nieuws dat door journalisten is vergaard en dat de lezer zonder hun werk niet zou hebben kunnen lezen, kost geld.
De grootste strijd die de media moeten voeren is die tegen het misverstand dat nieuws gratis is. Om te verhinderen dat het illegaal kopiëren van digitale content ook onze stiel naar de verdoemenis helpt, moeten er waterdichte beveiligingen komen. Er is alvast een verschil met de platenindustrie. Een cd blijft altijd hetzelfde. Een nieuwsmedium heeft elke dag (of zelfs elke minuut) een nieuwe editie. Die moet telkens worden gedownload. Je bent dus niks met een kopie van een 'oude' digitale Knack. En je kunt er zelfs je aardappelen niet meer op schillen.

Journalisten

De geboren optimist in mij ziet de toekomst van de (weekblad)pers dus vrij rooskleurig in. Op een voorwaarde: dat er binnenkort nog journalisten zijn die in staat zijn om kwaliteit te leveren. Die beseffen dat een journalist geen bandwerker is maar een bewuste burger die – samen met zijn collega's op de redactie – een sleutelrol speelt in het democratische proces.
Een paar studies die recent zijn afgerond maken me erg ongerust. De ouderwetse journalistiek (die kan worden samengevat met de term 'accountability reporting',) verliest steeds meer terein. Het aantal leden van de Amerikaanse vereniging van Investigative Reporters and Editors daalde met 30 procent van 5400 in 2003 tot 3700 in 2009. Onderzoeksjournalisten worden afgedankt, doorverwezen naar stichtingen zoals Fonds Pascal Decroos of ze beginnen soms – zoals Georges Timmerman van De Morgen – een eigen internetkrant, gefinancierd met giften. Kunnen ze overleven?
Journalisten die in het verleden prestigieuze persprijzen wonnen voor hun speurwerk, knippen en plakken nu persberichten voor de website van hun krant. Ze wachten tot ze bij de volgende saneringsronde nog iets dichter bij hun burgpensioen staan en geruisloos kunnen afdruipen.
Is dat erg? Ja dat is erg? De uitholling van het journalistieke métier heeft desastreuze gevolgen. Zo schamen de grote Amerikaanse kranten zich nog altijd dat ze destijds klakkeloos president Bush' bewering geloofden dat Irak over massavernietigingswapens beschikte. De onderzoeksjournalisten van The Guardian hadden de leugens van de president nochtans maanden voordien haarfijn blootgelegd.
Maar ook op kleinere schaal is het verdwijnen van de ouderwetse journalist nefast. Welke stad heeft nog echte stadhuisjournalisten die op de regionale pagina's van hun krant de vinger aan de pols houden van de lokale politiek. De lokale democratie is ernstig in gevaar door het ontbreken van een echt politiek debat. Burgemeesters en schepenen worden voltijds betaald en worden gecontroleerd door gemeenteraadsleden die moeten leven van een schamele zitpenning en door freelancejournalisten die een paar euro per artikel verdienen en daardoor hun heil zoeken in betaald copywriterswerk voor... de stadskrant. Waarom denk je dat zoveel nationale toppolitici burgemeester willen worden. Dan worden ze ten minste niet op de vingers gekeken door de oppositie en de pers.
De slaafsheid waarmee de Antwerpse pers het BAM-verhaal heeft gevolgd, is op dat vlak tekenend. In mijn stad, Turnhout, had de meerderheid een half jaar geen begroting. Dat heeft in geen enkele krant gestaan, behalve in Gazet van Turnhout, een stadsblog gemaakt door vrijwilligers.

Identiteitscrisis

De Vlaamse journalisten verkeren in een identiteitscrisis. Dat zeg ik niet (bij Knack valt het nogal mee wat crisissen betreft), dat zegt mediagoeroe Jan Callebaut. In opdracht van The Ppress, die andere vereniging van de periodieke pers, onderzocht hij begin dit jaar de opleidingsbehoeften van magazinejournalisten. Tijdens het verwerken van de gegevens stuitten de onderzoekers op een “niet-geanticipeerd fenomeen”, met name een zekere \'identiteitscrisis\' waar de geschreven pers mee worstelt.
Volgens Callebaut kan je niks zeggen over de opleidingsbehoeften van de journalisten als je niet eerst de concrete pijnpunten van deze identiteitscrisis in kaart brengt en analyseert.
Wie de studie leest (en u kan dat niet want ze is nog niet gepubliceerd en op mijn vraag wanneer dat dan wel zal gebeuren, kreeg ik geen antwoord), beseft dat het woord 'identiteitscrisis' niet overdreven is.

• 45 procent van de journalisten vindt dat de kwaliteit van de journalistiek daalt. 14 procent spreekt van een constant niveau. 21 procent ziet een verbetering en 17 procent heeft geen mening.
• Vooral oudere journalisten (en zij kunnen vergelijken) zien een verslechtering: 57 procent van de anciens (20 jaar dienst) tegenover 31 procent van de youngsters.
• 84 procent zegt dat besparingen de kwaliteit negatief beïnvloeden.
• 85 procent zegt dat de objectiviteit van de journalistiek steeds meer onder invloed staat van adverteerders en marketeers.
• 82 procent klaagt over tijdsdruk
• 74 procent vindt dat er te veel aan copy/paste gedaan wordt.
• 74 procent zegt dat er te weinig kritische vragen worden gesteld
• 53 procent zegt dat de jongeren minder de kunst van het schrijven beheersen.
• 68 procent vindt dat journalisten te weinig van achter hun pc vandaan komen.

Volgens Callebaut zijn de bekommernissen te herleiden tot 2 oorzaken van druk.

1) de druk van het economische model. Die leidt tot vragen over redactionele onafhankelijkheid en objectiviteit
2) De druk van de nieuwe media.

Callebaut ontwikkelt een vreemde redenering waarbij hij de 'evaluatieve journalistiek' van de oudere generatie (accountability reporting) plaatst tegenover de 'dynamische journalistiek' van vandaag. De oude generatie slaagt er volgens hem niet in om haar definitie van 'goede journalistiek' toe te passen op die nieuwe context.
Evaluatieve journalistiek staat dan voor “meer diepgang en context, is eerder statisch, contextualiseert het verleden in het grotere geheel en bericht over uiteindelijke feiten.”
Dynamische journalistiek is meer continu en pulserend, verschijnt 'wanneer het gebeurt', bericht over het proces wat leidt tot hogere snelheid en onmiddellijkheid.

Volgens mij is dit een misvatting. Ook in de 'traditionele journalistiek' was er plaats voor het snelle werk. Alleen waren journalisten van Belga of van de radio vroeger wél ter plaatse wanneer ze over iets berichten. Webjournalisten steunen veel te vaak op persberichten, of op voorgekauwde informatie. Een telefoontje om bijkomende informatie te verkrijgen of een tegenstrijdigheid te checken, is er meestal niet bij.
Wat Callebaut eigenlijk lijkt te bedoelen is dat journalistiek zich moet beperken tot verslaggeving. Dat oudere journalisten daar geen kaas van gegeten hebben. Het is een belediging voor alle collega's die hun hele carrière lang in regen en wind op pad zijn geweest.

De conclusies van Callebaut en co worden overigens bevestigd (maar iets beter geduid) door Carmen Van Oers die voor haar masterproef aan de Faculteit Sociale Wetenschappen van de KU Leuven ook journalisten ondervroeg.
Ook zij rapporteerde klachten over commerciële druk. 55 procent vindt dat kritiek op de media zeker op zijn plaats is. Alarmerend is dat een derde van de ondervraagden van mening is dat begrippen als neutraliteit en objectiviteit hun “bruikbaarheid verloren hebben”.

In het rapport Future of news and the internet van de OESO staan ook nog ontnuchterende cijfers. Het aantal jobs op de redacties daalt zowat overal: min 53 procent in Noorwegen, min 41 procent in Nederland. In België gaat het beter: een stijging met 2 procent.
De OESO ziet de voordelen van het internet maar maakt zich zorgen over het gebrekkige businessmodel. Toch denkt de OESO dat er “complementaire relaties tussen oude en nieuwe media kunnen ontstaan?”
De OESO is geen crypto-communistische organisatie. Ze draagt de liefde voor de vrije markt al decennialang krachtig uit. Toch vindt de OESO dat moet worden nagegaan “of - en in welke mate – de productie van hoogstaand en pluralistisch nieuws kan worden overgelaten aan de vrije markt alleen.”

Als de overheid dan een rol moet spelen in het bewaken van de kwaliteit en het pluralisme, hoe doet ze dat dan zonder aan de onafhankelijkheid van de pers te raken?
De Vlaamse uitgevers wilden vorig jaar niet weten van perssteun. Die hadden ze niet nodig. Grondig onderzoek van onafhankelijke non-profitinternetkranten (Apache en De Wereld Morgen) gesteund door Fonds Pascal Decroos heeft aangetoond dat de traditionele printmedia in Vlaanderen jaarlijks 350 miljoen overheidssteun krijgen via overheidsadvertenties, BTW-vrijstellingen, goedkope postbedeling, lage telefoontarieven etc. Wanneer die steun zou opdrogen, zou er van een vrije, pluralistische pers in ons land geen sprake meer zijn.

Maar perssteun kan ook op een andere manier. Het fiscaal aftrekbaar maken van giften aan stichtingen die kwaliteitsjournalistiek ondersteunen, kan geldstromen genereren die het verschil kunnen maken. In elk geval moet publieke steun vooral de redacties ten goede komen. Redacties die bulken van de nepstatuten verdienen geen overheidsgeld. Persbedrijven die zich niet houden aan CAO's, die vakbondsafgevaardigden aan de deur zetten tijdens een sociaal conflict al evenmin. Er moet ook ruimte zijn voor vorming en het medium moet aan een paar voorwaarden voldoen: nieuws publiceren dat van belang is voor de res publica, bijvoorbeeld.
Een boekenbijlage hebben, zegt de schrijverszoon in mij. Of degelijke buitenlandsberichtgeving brengen.
Maar de overheid moet vooral het goede voorbeeld geven. En dat kan door de redacties bij de VRT te versterken en te sensibiliseren. Daarmee zou ze trouwens tegemoet komen aan een vraag van de meerderheid van de Vlamingen. Dat die Vlaming alleen maar paar pulp wil, is immers volslagen nonsens. Zo was ik verheugd dat uit een studie van de VUB bleek dat slechts 34 procent van de Vlamingen tevreden is over de manier waarop de VRT aan onderzoeksjournalistiek doet. 58 procent wil meer onderzoek. 67 procent wil meer eigen reportages en documentaires. En maar liefst 95 procent vindt dat betrouwbaarheid belangrijker is dan snelheid. Vreemd toch dat de nieuwsuitzendingen en de dagelijkse duidingprogramma’s 5 procent moeten besparen op programmakosten. Programma’s al De Zevende Dag moeten zelfs 10 procent besparen.

De toekomst van de media is verzekerd als we ophouden elkaar voor de gek te houden.
1) Gratis nieuws bestaat niet. Als de lezer niet meer wil betalen, is het afgelopen met kwaliteitsjournalistiek.
2) De vrije markt is geen alleenzaligmakende waar de Vierde Macht kan gedijen. De markt heeft andere regels dan de journalistiek. Vaak zijn die tegenstrijdig.
3) De overheid heeft de pers nodig. Zonder pers is democratie een hol begrip. Woordvoerders, spin doctors en communicatiebureaus zijn handige hulpmiddelen. Maar het zijn nog altijd onafhankelijke journalisten die in eer en geweten – gehouden aan hun stikte deontologie – het vrij verkeer van ideeën, feiten en meningen regelen.
Maar de overheid moet neutraal zijn wanneer ze de pers wil steunen. Ze kan beter werken door steun vanuit het brede publiek, het middenveld en het bedrijfsleven te vergemakkelijken en te stimuleren. Publieke financiering is niet hetzelfde als staatssteun.

Maar alles staat of valt met die dappere journalist die 's morgens naar zijn werk rijdt om de mooiste job ter wereld te mogen uitoefenen. Een job waarbij hij 's morgens niet weet wat hij die dag zal doen. Welke wonderen en gruwelen de dag weer zal brengen.
En die journalist moet vooral nederig zijn, beseffen dat hij de ogen en de oren van de samenleving is. Dat hij verslag uitbrengt van die gebeurtenissen die ons allen aanbelangen maar die we zelf niet allemaal live kunnen volgen. Vanuit hun expertise moeten ze die gebeurtenissen kaderen en vanuit hun innige overtuiging mogen ze die becommentariëren. Zonder verborgen agenda en zonder bevoogding. Journalisten moeten elk moment van de dag de best mogelijke versie van de waarheid proberen te formuleren. Maar het zijn geen waarzeggers of buikspreekpoppen.

Wie journalisten opleidt moet deze simpele waarheden voor ogen houden. Ze blijven onverkort geldig voor wie schrijft voor een regionale krant, een prestigieus weekblad, radio, televisie, website of iPad.
Ik hoop dat u iets heeft aan deze bedenkingen.
Bedankt

Karl van den Broeck
Hoofdredacteur Knack

Deze toespraak werd uitgesproken op het Open Forum van de Academie voor de Periodieke Pers, op 9 september 2010 op het kabinet van Ingrid Lieten in Brussel.

Onze partners